10 mei 2004
Verslavingszorg (3) (lees eerst het subdossier Verslavingszorg) De wasteil
De eerste tijd op de Essenlaan hadden de (ex-)druggebruikers die daar opgenomen waren geen rechten of privileges. Die kreeg je pas als je ze 'verdiend' had. De 'paria's' van het programma liepen de hele dag in overall en moesten van vroeg in de ochtend tot laat in de avond schoonmaken, schoonmaken en nog eens schoonmaken. Je zat dan in de 'wasteil', zoals dat genoemd werd.
In de wasteil kwam je als je iets gedaan had wat verboden was, dus als straf, maar soms ook om therapeutische redenen. Omdat ik in heel korte tijd als toekomstig staflid kennis moest maken met alle onderdelen van het programma, kwam ik al snel in de wasteil terecht. En dat was niet mis.
Het hele gebouw hielden we schoon en we deden drie keer per dag de afwas en als ik het me goed herinner ook de was. Als je probeerde je gemakkelijk van iets af te maken, dan was je zuur. De voorman of voorvrouw controleerde alles tot in de finesses. Ik maakte zo'n inspectie mee nadat we, na uren schrobben en boenen in de keuken, hadden gemeld dat we klaar waren. We waren doodmoe en hoopten eindelijk een koffiepauze verdiend te hebben. Zo op het oog zal alles er werkelijk spic & span uit. We hadden echt ons best gedaan. De voorman trok van alles van zijn plaats, en kon op het eerste gezicht niets vinden om aanmerkingen op te maken. Toen trok hij tot mijn verbazing een witte handschoen aan, wreef daarmee over het fornuis, de waterketels, planken en richels en liet ons tot onze ontsteltenis zien dat z'n handschoen nu zwart en vet was.
Er zat niets anders op dan alles opnieuw een beurt geven, en er voor te zorgen dat er straks niets te klagen was. Na weer een uur hard werken wachten we gespannen af wat de voorman er nu van zou vinden. We hadden ons echt uitgesloofd en een compliment verdiend. Niets van dat al. Hij kwam niet eens zelf kijken. Liet via iemand anders weten dat we nu alle wcs in het hele gebouw schoon konden gaan maken.
Een van de bewoners haalde het in zijn hoofd te protesteren. Dat had hij beter niet kunnen doen. Want hij mocht linea recta naar de gang om plaats te op een van de kinderstoeltjes daar, in afwachting van een zogenaamde 'haircut.' Een benaming die uit de tijd stamde toen er werkelijk een stuk van je haar afging. De term werd nog steeds gebruikt, maar dan voor een uitbrander of een andere manier waarop je de waarheid werd verteld. Niet door één persoon, maar door een aantal mensen tegelijk. Je diende rechtop te staan, handen langs het lichaam, en het was streng verboden te reageren. Je hoorde het in te nemen, en tot slot ook nog te bedanken. Het kon er behoorlijk heftig aan toe gaan en bijna altijd werd er geschreeuwd. Zelf heb ik een aantal keren zo'n haircut meegemaakt. Een keer omdat ik een staflid, tijdens de koffiepauze, rechtstreeks had aangesproken om nadere uitleg te vragen over een programmaonderdeel. Dat was een prachtige aanleiding om mij de oren eens flink te wassen. Ik werd achter elkaar door vier bewoners uitgekafferd. Dat ging er echt niet zachtzinnig aan toe.
Weer leerde ik nieuwe scheldwoorden en uitdrukkingen van mensen die jaren in de drugsscene hadden verkeerd en/of in de gevangenis hadden gezeten. Het liefst had ik een potje gehuild, want ik voelde me rot, maar wilde me niet laten kennen. Had ik dat maar wel gedaan, want ik moest leren mijn gevoelens te uiten. Dat bleek trouwens van veel programma-onderdelen het therapeutische doel te zijn. En de wasteil was daar ook voor bedoeld. Leren je gevoelens te uiten, in plaats van wat je vroeger gewend was: dope gebruiken als je je rot voelt. Ik had nooit gebruikt, maar had mezelf ook aangeleerd om 'flink' te zijn, bepaalde gevoelens voor me te houden of mezelf te troosten met iets lekkers, een sigaret of een glas wijn.
De doorbraak kwam pas na een aantal dagen in de wasteil. Lichamelijk was ik volkomen uitgeput. Het gebouw kende in van binnen en van buiten, want ramen lappen en de deurknop poetsen hoorde er ook bij. Soms kreeg je volkomen zinloze opdrachten en de frustratie flink op te laten lopen. Er deden zelfs verhalen de ronde, dat de lange granieten gang ooit met een tandenborstel gereinigd moest worden. Psychisch was ik ook aan het eind van mijn Latijn. Ik miste mijn dochter en mijn geliefde, en voelde me alleen en onveilig tussen al die engerds. Na een heftige confrontatie tijdens een therapiegroep, waarbij ik voor alles en nog wat werd uitgemaakt, brak het pantser, en kwam alles eruit. Het kon me allemaal niets meer schelen, en ik huilde zoals ik dat al jaren niet meer gedaan had. Pas op dat moment kreeg ik wat nodig had: een hug, een liefdevolle omarming, die soms wel een paar minuten duurt en waarbij niet gesproken wordt. Eerst van één persoon en daarna van de hele groep, communehug. En de les was geleerd. Ik maakte mezelf eenzaam door niet te laten zien wat er in me omging. En die 'engerds' bleken heel begrijpend en aardig te kunnen zijn. (wordt vervolgd)
|