|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Op basis van dit weblog verscheen een boek: Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten. KLIK HIER
|
|
|
|
sub-DOSSIER
|
|
|
|
30 april 2004
Verslavingszorg (1)
Van 1985 tot 1992 werkte ik in een kliniek voor verslavingsziekten: de therapeutische gemeenschap De Essenlaan in Schiedam, waar hoofdzakelijk drugsverslaafden behandeld werden. Om daar te mogen werken moest ik zelf ook een opname van twee à drie weken in de kliniek doormaken. En dat heb ik geweten…
Ik herinner me nog goed hoe zenuwachtig ik was. Minstens twee hele weken van huis, alles daar goed achterlaten en regelen, en aan den lijve een programma ondergaan dat als keihard bekend stond. De Essenlaan werd vaak vergeleken met de bekendere Emiliehoeve uit Monster, al was het regiem volgens insiders iets milder. Niet in de minste plaats omdat er een vrouw aan het hoofd stond. Maar toch. Ik zag er behoorlijk tegenop.
Toch zag ik het nut er wel van in. Ik was aangenomen voor het begeleiden van oudergroepen, voor de organisatie van open dagen, en voor het voeren van zogenaamde gezinsgesprekken (tussen de ex-verslaafden, ouders, broers, zussen en relaties). Het was dus belangrijk dat ik precies wist hoe alles er in de 'commune', zoals de instelling in de wandeling genoemd werd, toeging.
Om alles tijdens die weken zo echt mogelijk te laten lijken moest ik me eerst melden in Rotterdam op de Heemraadsingel in het afkickcentrum. Daar kreeg ik een gesprek om na te gaan of ik wel goed gemotiveerd was. De directe confrontatie met verslaafden, die daar aan het afkicken waren was heftig. Ik hoorde vreemde geluiden, ook schreeuwen, en zag voor het eerst een hele verzameling junks, zo van de straat bij elkaar. Magere, slecht verzorgde jonge mensen, aan wie het jarenlange ongezonde drugsleven goed af te lezen was. Daar moet ik de komende periode tussen zitten, dacht ik, met pijn in mijn buik.
Kort daarna mocht ik naar de kliniek zelf vertrekken. De ontvangst was hartelijk, alhoewel… "Ga maar met een van de bewoners mee, en lever alle persoonlijke bezittingen in. Dus ook make-up, deodorant, tandpasta, tandenborstel, boeken, dagboek, adressenboekje, sierraden, horloge en je kleding. Echt alles, op je ondergoed na. Je krijgt straks een jogging pak en dan mag je in de gang wachten tot we je roepen. En je mag absoluut niet met iemand praten en zelfs geen oogcontact maken." Ai, daar had ik niet op gerekend. In een verschrikkelijk lelijk knalgeel pak dat slecht paste, werd ik op een soort kinderstoeltje in een ijskoude gang neergezet. Er kon geen kopje koffie vanaf en het duurde en duurde. Had ik op z'n minst m'n horloge nog maar. Toch laat ik me niet kennen, dacht ik, ze doen dit natuurlijk expres. Ze willen me klein krijgen.
Eindelijk werd ik binnengeroepen en opnieuw 'verhoord.' Mij werd meegedeeld dat ik op geen enkele manier bevoorrecht zou worden, ook al was ik een staflid. Mijn toekomstige collegas zouden mij net zo behandelen als de andere bewoners. Daarna kreeg ik te horen wie van de laatstgenoemden op dat moment de leiding hadden en ook dat ik niet zou mogen opbellen, brieven schrijven of op andere wijze contact met de buitenwereld mocht leggen. Dan volgden sancties of kon ik zelfs uit het programma verwijderd worden.
Van die eerste dag weet ik alleen nog dat ik gebombardeerd werd met informatie over regels en regeltjes. Als je iets voor elkaar wilde krijgen moest je een schriftelijk verzoek indienen via iemand die 'boven' je stond. Alles was sterk hiërarchisch georganiseerd. Al het werk in het gebouw werd door de bewoners zelf gedaan: koken, bestellijsten doorgeven, schoonmaken, koffie en thee verzorgen, ook voor de stafleden. En alles precies op tijd en met ijzeren discipline.
Eten deed je in de kelder, naast de keuken. Daar waren slechts af en toe stafleden bij aanwezig, en ik merkte al snel dat er nog een echte junkenmentaliteit heerste. Als je niet uitkeek waren de schalen door de anderen leeggeschept en had je pech. Als je te langzaam at eveneens, want na het sein dat de tijd om was, mocht je geen hap meer nemen en verdween je bord zonder pardon naar de keuken.
Tijd om te piekeren had ik die dag niet, want ik werd direct aan het schoonmaken gezet en flink opgejut door de voorman. Het programma was helemaal volgepland tot 's avonds laat. Doodmoe liep ik met een aantal vrouwen mee naar de slaapzaal waar ik lakens, zeep, tandpasta en handdoeken kreeg uitgereikt. Voor mij was het bovenste deel van een stapelbed gereserveerd. Het lukte me niet erg goed het op te maken en er in te klimmen zonder mijn benedenbuurvrouw, die er direct ingekropen was te hinderen. "Krijg de …, vieze vuile … Ken je geen rekening met me houwe?" Zo leerde ik er die eerste dag al een aantal sappige scheldwoorden bij. Ik realiseerde me dat ik tussen vrouwen lag die in de prostitutie hadden gewerkt, dagelijks winkeldiefstallen hadden moeten plegen, en misschien in de gevangenis hadden gezeten. Best eng, maar ook wel spannend natuurlijk.
Binnen de kortste keren sliep ik, nadat me nog verteld was dat ik de volgende ochtend zeer vroeg gewekt zou worden. Dan was er alleen tijd om razendsnel naar de wc te gaan en sportkleding aan te trekken en je beneden te melden bij een grote zaal voor de dynamische meditatie. Op mijn vraag om nadere uitleg kreeg ik geen antwoord."Dat zul je wel merken," kreeg ik te horen, terwijl men elkaar veelbetekenend en met duidelijk leedvermaak aankeek. (wordt vervolgd)
|
|
|
|
|
|
|
|
5 mei 2004
Verslavingszorg (2) Vluchten kan niet meer
Nadat ik die tweede dag op een onchristelijk uur ruw gewekt was, mocht ik alleen even plassen. Zonder me te wassen en zonder ontbijt moest ik samen met de andere vrouwen van de slaapzaal in looppas naar een grote ruimte helemaal beneden in het gebouw. In sporttenue!
Naast een deur zag ik een hele berg schoenen en ik voegde de mijne erbij. Binnen, in een grote gymzaal, werd me een blinddoek uitgereikt, die ik direct om moest doen. Daar stond ik dan, nauwelijks wakker, met ijskoude voeten op een harde vloer, tussen ongeveer vijfentwintig mensen die ik niet zag, maar wel kon horen en… ruiken. Ik had geen flauw idee wat me te wachten stond bij dit programmaonderdeel dat 'dynamische meditatie' heette.
Er werd een bandje aangezet en ik hoorde overal om me heen een geweldig gehijg en gesnuif. Omdat ik nieuw was kreeg ik dwars door de muziek heen persoonlijke instructies in mijn oren getoeterd: RECHTOP STAAN. ARMEN MET JE ELLEBOGEN NAAR ACHTEREN EN NET ALS BIJ GYMNATIEK RITMISCH BEWEGEN! Z0 HARD MOGELIJK DOOR JE NEUS IN EN UITADEMEN! HOOFD MEE BEWEGEN! HUP! HUP! NIET ZO KINDERACHTIG!
De bedoeling ontging me volkomen, en het voelde ontzettend onplezierig. Van dat ademen werd ik zo duizelig dat ik bang was flauw te vallen. Even bijkomen was er niet bij. Onmiddellijk schreeuwde de onbekende stem weer in mijn oor: DOORGAAN, ACTIE, DIT LIJKT NERGENS OP, SLAPPE HAP! Oei, ze hielden me dus continu in de gaten.
Na dit onderdeel kwamen er nog vier, telkens van tien à vijftien minuten, in totaal een klein uur. Onderling sterk verschillend, maar allemaal even erg. Ik voelde me volkomen voor gek staan en wist niet wie van mijn toekomstige collega's konden zien hoe ik als stijve hark opviel tussen al die jonkies. Dit kan niet gezond zijn; hoe overleef ik dit, dacht ik.
Het allerergste was het onderdeel dat 'freeze' heette. Dat kwam vlak achter een stuk waarbij je helemaal uit je dak moest gaan: heftig bewegen en je gevoelens uiten (schreeuwen, lachen, huilen, vloeken, als het maar lawaai maakte), gevolgd door keihard met de armen in de lucht op een neer springen en uit volle borst HOE, HOE, HOE roepen. Voor een niet meer piepjonge Haagse dame vrij ongebruikelijke bezigheden. En onder andere bedoeld om mijn... sexcentrum te activeren. Eerst was het alsof ik in de hel was aangekomen waar iedereen werd gemarteld, daarna alsof ik een tussen de gorillas (tijdens de bronstijd) in het oerwoud zat.
Maar bij het woord 'freeze' moest je plotseling volkomen stil staan, zoals vroeger op een verjaardag bij het wassenbeeldenspel. In de houding die je op dat moment toevallig had. En je mond houden. Dat lijkt een verademing na die heksenketel, maar het was veel erger. Ik stond in een onmogelijke houding, had overal spierpijn en uitgerekend juist nu kreeg IK behoefte te bewegen, te gillen en te huilen, terwijl dat in het vorige stuk van geen kant lukte. Wat voelde ik me ziek, misselijk en uitgeput. Intussen begon het ook nog op mijn lichaam te lekken. De ruimte was door alle vrijkomende energie van een ijshok veranderd in een broeikas en het gezamenlijke zweet kwam in dikke druppels van het plafond naar beneden zetten. Jasses!
Tot slot het onderdeel 'celebration'. Oh ironie! Nog een heel kwartier verplicht dankbaar zijn voor alles wat we hadden mogen meemaken. En dat moest geuit worden door (nog steeds geblinddoekt) te dansen en te zingen. Als een opwindpop waar de batterij bijna van leeggelopen was stond ik daar een beetje raar te bewegen en van zingen kwam al helemaal niets terecht. Welk stelletje sadisten had dit kunnen bedenken?
Na afloop lekker douchen. Ja, vergeet het maar. Ik was niet gehaaid en snel genoeg. De tijd die er voor stond was voorbij toen ik aan de beurt was, en het warme water was trouwens ook al op. Dus snel een beetje wassen bij de kraan, dat afschuwelijke gele pak weer aan en naar de ontbijtzaal. Daar kregen we van de staf te horen dat de dynamische meditatie om therapeutische redenen ZEVEN dagen achter elkaar gehouden zou worden en niet zoals anders alleen op de maandag. Was ik even blij! Mijn teleurstelling en woede mocht ik direct na dit bericht afreageren in de 'wasteil', maar daarover de volgende keer.
P.S. De dynamische meditatie is een therapeutisch middel dat ontwikkeld is in de ashram van Baghwan. Een flink aantal medewerkers van de Therapeutische Gemeenschap was aanhanger van deze goeroe. Het oranje kledingtijdperk was weliswaar zo goed als achter de rug, maar men droeg nog wel vreemde namen en sommigen ook kettingen met de afbeelding van hun meester. (wordt vervolgd)
|
|
|
|
|
|
|
|
Deze cartoon is overgenomen van www.otoons.com, de moeite van een bezoek waard.
|
|
|
|
|
|
|
10 mei 2004
Verslavingszorg (3) De wasteil
De eerste tijd op de Essenlaan hadden de (ex-)druggebruikers die daar opgenomen waren geen rechten of privileges. Die kreeg je pas als je ze 'verdiend' had. De 'paria's' van het programma liepen de hele dag in overall en moesten van vroeg in de ochtend tot laat in de avond schoonmaken, schoonmaken en nog eens schoonmaken. Je zat dan in de 'wasteil', zoals dat genoemd werd.
In de wasteil kwam je als je iets gedaan had wat verboden was, dus als straf, maar soms ook om therapeutische redenen. Omdat ik in heel korte tijd als toekomstig staflid kennis moest maken met alle onderdelen van het programma, kwam ik al snel in de wasteil terecht. En dat was niet mis.
Het hele gebouw hielden we schoon en we deden drie keer per dag de afwas en als ik het me goed herinner ook de was. Als je probeerde je gemakkelijk van iets af te maken, dan was je zuur. De voorman of voorvrouw controleerde alles tot in de finesses. Ik maakte zo'n inspectie mee nadat we, na uren schrobben en boenen in de keuken, hadden gemeld dat we klaar waren. We waren doodmoe en hoopten eindelijk een koffiepauze verdiend te hebben. Zo op het oog zal alles er werkelijk spic & span uit. We hadden echt ons best gedaan. De voorman trok van alles van zijn plaats, en kon op het eerste gezicht niets vinden om aanmerkingen op te maken. Toen trok hij tot mijn verbazing een witte handschoen aan, wreef daarmee over het fornuis, de waterketels, planken en richels en liet ons tot onze ontsteltenis zien dat z'n handschoen nu zwart en vet was.
Er zat niets anders op dan alles opnieuw een beurt geven, en er voor te zorgen dat er straks niets te klagen was. Na weer een uur hard werken wachten we gespannen af wat de voorman er nu van zou vinden. We hadden ons echt uitgesloofd en een compliment verdiend. Niets van dat al. Hij kwam niet eens zelf kijken. Liet via iemand anders weten dat we nu alle wcs in het hele gebouw schoon konden gaan maken.
Een van de bewoners haalde het in zijn hoofd te protesteren. Dat had hij beter niet kunnen doen. Want hij mocht linea recta naar de gang om plaats te op een van de kinderstoeltjes daar, in afwachting van een zogenaamde 'haircut.' Een benaming die uit de tijd stamde toen er werkelijk een stuk van je haar afging. De term werd nog steeds gebruikt, maar dan voor een uitbrander of een andere manier waarop je de waarheid werd verteld. Niet door één persoon, maar door een aantal mensen tegelijk. Je diende rechtop te staan, handen langs het lichaam, en het was streng verboden te reageren. Je hoorde het in te nemen, en tot slot ook nog te bedanken. Het kon er behoorlijk heftig aan toe gaan en bijna altijd werd er geschreeuwd. Zelf heb ik een aantal keren zo'n haircut meegemaakt. Een keer omdat ik een staflid, tijdens de koffiepauze, rechtstreeks had aangesproken om nadere uitleg te vragen over een programmaonderdeel. Dat was een prachtige aanleiding om mij de oren eens flink te wassen. Ik werd achter elkaar door vier bewoners uitgekafferd. Dat ging er echt niet zachtzinnig aan toe.
Weer leerde ik nieuwe scheldwoorden en uitdrukkingen van mensen die jaren in de drugsscene hadden verkeerd en/of in de gevangenis hadden gezeten. Het liefst had ik een potje gehuild, want ik voelde me rot, maar wilde me niet laten kennen. Had ik dat maar wel gedaan, want ik moest leren mijn gevoelens te uiten. Dat bleek trouwens van veel programma-onderdelen het therapeutische doel te zijn. En de wasteil was daar ook voor bedoeld. Leren je gevoelens te uiten, in plaats van wat je vroeger gewend was: dope gebruiken als je je rot voelt. Ik had nooit gebruikt, maar had mezelf ook aangeleerd om 'flink' te zijn, bepaalde gevoelens voor me te houden of mezelf te troosten met iets lekkers, een sigaret of een glas wijn.
De doorbraak kwam pas na een aantal dagen in de wasteil. Lichamelijk was ik volkomen uitgeput. Het gebouw kende in van binnen en van buiten, want ramen lappen en de deurknop poetsen hoorde er ook bij. Soms kreeg je volkomen zinloze opdrachten en de frustratie flink op te laten lopen. Er deden zelfs verhalen de ronde, dat de lange granieten gang ooit met een tandenborstel gereinigd moest worden. Psychisch was ik ook aan het eind van mijn Latijn. Ik miste mijn dochter en mijn geliefde, en voelde me alleen en onveilig tussen al die engerds. Na een heftige confrontatie tijdens een therapiegroep, waarbij ik voor alles en nog wat werd uitgemaakt, brak het pantser, en kwam alles eruit. Het kon me allemaal niets meer schelen, en ik huilde zoals ik dat al jaren niet meer gedaan had. Pas op dat moment kreeg ik wat nodig had: een hug, een liefdevolle omarming, die soms wel een paar minuten duurt en waarbij niet gesproken wordt. Eerst van één persoon en daarna van de hele groep, communehug. En de les was geleerd. Ik maakte mezelf eenzaam door niet te laten zien wat er in me omging. En die 'engerds' bleken heel begrijpend en aardig te kunnen zijn. (wordt vervolgd)
|
|
|
|
12 mei 2004
Verslavingszorg (4) Research
De twee weken 'inwerken' zaten er bijna op. Ik had veel geleerd over de gang van zaken in het programma. Vooral de onderdelen die ik aan den lijve had ondervonden zouden me bijblijven. Iemand kan je vertellen hoe het is om je eigen kleren, horloge en ringen niet te mogen dragen, maar het meemaken is iets heel anders. En twee weken zonder make-up en deodorant is ook een vreemde ervaring. Ik voelde me bloot, kwetsbaar en onzeker. Kon me niet meer zo gemakkelijk een houding aanmeten.
Na een aantal dagen kreeg ik deze privileges (kleding etc.) weer terug, al had ik daar zelf achteraan moeten gaan. Overal moest je een schriftelijk verzoek voor indienen en dat hoorde een dag van tevoren, voor een bepaalde tijd, bij de juiste persoon te zijn ingeleverd. Hierdoor leerde je vooruit denken en plannen. Geen verzoek ingediend om naar naar je jarige moeder te mogen bellen? Pech gehad, die mogelijkheid had je voorbij laten gaan. Kwaad worden op je omgeving? Onzin! Je had het zelf verknald. Zo leer je met frustratie omgaan.
Nogal tegenstrijdig leek dat je aan de ene kant moest leren je gevoelens te uiten, en aan de andere kant om ze juist voor je te houden. Uiten kon je in principe alleen tijdens therapiegroepen, dynamische meditaties e.d. Je werd dus geacht woede, verdriet en kritiek op anderen, ook al zat het je nog zo hoog, te bewaren tot het juiste moment. Verder was het absoluut verboden geweld te gebruiken tegen mensen en dingen. Op slaan of stompen of een deur intrappen stond als sanctie verwijdering uit het programma, op staande voet, ook al was het midden in de nacht. Dan kon je ooit wel weer terugkomen, maar dat ging niet zomaar. Je moest diep berouw tonen en de hele toelatingsprocedure (eventueel wat verkort) weer ondergaan.
Tijdens mijn twee weken maakte ik een paar keer mee dat iemand de deur werd uitgezet. De groep reageerde daar altijd heel emotioneel op. Misschien overkwam het jou de volgende keer. Zou het je dan lukken om clean te blijven of geen andere stomme dingen te doen? Ook kwamen er in die periode nieuwe mensen binnen, zodat de groepsgrootte op ongeveer 25 bewoners bleef staan.
Wat me van mezelf erg tegenviel is dat ik merkte hoe verknocht ik bleek aan bepaalde gewoontes en hoe moeilijk ik het vond daar afstand van te doen. Op een dag werd na de zoveelste verschrikkelijke dynamische meditatie (lees Verslavingszorg 2) het ontbijt in de grote huiskamer geserveerd. De karren met theeketels en schalen met boterhammen werden binnengereden. Het zag er goed verzorgd uit en ik had een geweldige trek. Even later werd alles weer weggereden. Er was gerookt op de toiletten en zolang niemand zich meldde om de schuld op zich te nemen hadden we het nakijken. Balen!!! Hoe onrechtvaardig voelde dat. We werden collectief gestraft. Daar gingen mijn boterhammen en wat erger was: mijn kopjes thee. Ik zou er zo vijfentwintig gulden voor neergeteld hebben als dat tot de mogelijkheden had behoord. Tegelijkertijd had ik er de smoor over in. Wat kinderachtig, was ik soms aan thee verslaafd? Ik dronk nooit koffie, maar thee gaf me blijkbaar een kick, waar ik heel slecht zonder kon. De hele ochtend was ik flink sacherijnig.
Mijn verblijf werd afgesloten met een zogenaamde research. Je moest dan buiten het programma en de veilige muren van de therapeutische gemeenschap allerlei opdrachten vervullen. Terug naar de drugsscene bijvoorbeeld, of iets uitpraten met familieleden of je relatie. Ik dacht erg slim te zijn door voor te stellen dat ik met Rob een aantal zaken zou uitzoeken. Een aantal dingen tussen ons liepen niet echt lekker en daar had ik tijdens die twee weken meer duidelijkheid over gekregen (ook over mijn eigen aandeel). Maar eerlijk gezegd, verlangde ik gewoon naar hem en ik wilde graag een romantisch weekendje thuis doorbrengen.
Dat was leuk geprobeerd, maar er kwam niets van in. Ik mocht wel naar huis, en een nachtje thuis slapen, maar kreeg voor de dagen erna een hele waslijst met opdrachten mee. Daar moest ik verslag van doen. Dat gebeurde en toen was het
|
|
eindelijk voorbij. Met een communehug, een grote bos bloemen en gebak vooriedereen werd mijn afscheid gevierd. Wat was ik blij dat het erop zat. Met meer respect voor de ex-verslaafden die het programma tot een goed einde weten te brengen en voor de stafleden die daar werken vertrok ik naar huis. Na een week vrij, om bij te komen, begon mijn dienstverband. Ik zou er zeven jaar blijven. (wordt vervolgd)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3 juni 2004
Verslavingszorg (5) Even schrikken
Toen ik werkte in een kliniek voor drugsverslaafden kreeg ik vaak de opmerking dat het vast heel moeilijk en zwaar werk zou zijn. Mijn antwoord daarop was dat het wel meeviel. In de kliniek waar ik werkte kwamen alleen mensen die al afgekickt waren en gemotiveerd om een pittig programma te volgen. Lastiger was soms de tegenwerking van partners.
Van de geliefde van een van de vrouwen die bij ons opgenomen was kregen we om de haverklap dreigbrieven en vervelende telefoontjes. De man zag het absoluut niet zitten dat zijn vriendin voor zo'n lange periode uit zijn leven verdween. Hij had jaren geleden ook een tijdje op de Essenlaan doorgebracht, maar was er niet in geslaagd het programma af te ronden. Omdat hij uit het programma verwijderd was, had hij een grote wrok tegen de leiding. En nu zat zijn vriendin uitgerekend bij ons. Dat accepteerde hij niet.
In de staf werd besproken dat we een gesprek met hem moesten organiseren. Normaal was ik de aangewezen persoon voor de contacten met de buitenwacht, maar nu werd besloten dat de arts er als 'sterke man' bij moest zijn. De man had uiteindelijk gedreigd de commune in de fik te steken en bommen te plaatsen. Ondanks de aanwezigheid van mijn collega was ik gespannen. Eerst wilden we met hem alleen praten, en afhankelijk van het verloop zou een tweede gesprek met zijn vriendin erbij plaatsvinden.
Op de afgesproken tijd belde hij aan. We lieten hem binnen, vroegen wat hij wilde drinken en deden zo relaxed mogelijk. Het gesprek verliep in eerste instantie beter dan we verwacht hadden. Tot het moment dat hij hoorde dat hij zijn vriendin nog niet zou kunnen spreken en eerst een urinetest moest ondergaan om er zeker van te zijn dat hij clean was. Hij vertelde dat hij al lange tijd niet meer gebruikte, maar dat zeggen er zo veel.
Op dat moment werd hij woest. "Vertrouwen jullie me soms niet?" schreeuwde hij, gevolgd door allerlei verwensingen en vloeken. Direct daarna stond hij op en beende naar zijn jas die vlak bij de deur aan de kapstok hing. Onder die jas bleek een dun linnen tasje te hangen dat we bij binnenkomst niet hadden gezien. Hij greep het tasje en we zagen in een fractie van een seconde dat er iets van metaal uitstak. Help, het lijkt wel de loop van een wapen; als dat maar goed afloopt, schoot het door me heen. Mijn collega, die opgesprongen was, zag blijkbaar hetzelfde en we keken elkaar aan. Ook hij was geschrokken. De man liet ondertussen zijn hand in het tasje verdwijnen en pakte het voorwerp.
Later hebben we het er nog vaak over gehad en hard om gelachen. Het was een fietspompje dat hij in de haast weg te komen al vast tevoorschijn haalde. Zijn fiets stond voor de deur en het pompje had hij waarschijnlijk tegen diefstal in het tasje gedaan, en zou buiten weer op de fiets geklemd worden. Toen dat duidelijk was hadden we ons zelf weer onder controle. Van onze paniek had hij blijkbaar weinig of niets gemerkt. We wisten de man daarna tot bedaren te brengen en terug op zn stoel te krijgen en lieten nieuwe koffie aanrukken. Het gesprek en de gesprekken erna verliepen verder redelijk. Van dreigbrieven en ander hinderlijk gedrag was geen sprake meer.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3 juni 2005
Verslavingszorg (6) Urinecontrole
Om vijf uur verlieten alle collegas het gebouw. Ik zou als enige blijven omdat er s avonds een oudergroep bijeen kwam en ik degene was die deze groep begeleidde. Normaal gesproken voelde ik me vrij veilig tussen alle ex-drugsverslaafden, want er werd gewerkt met een systeem waarbij er uit hun midden een aantal coördinatoren werd aangewezen, volgens een goed functionerend en streng hiërarchisch systeem. Op hen kon ik in noodgevallen altijd terugvallen; zij wisten vaak meer van de hele gang van zaken dan ik, omdat ze al lange tijd opgenomen waren en ik hier nog maar kort werkte.
Toch zat ik die avond behoorlijk in mijn piepzak, want voordat mijn collegas naar huis vertrokken was me verteld dat ik die avond iemand op straat moest zetten omdat de uitslag van zijn urinecontrole positief was geweest. Op grond van ernstige verdenking van druggebruik was hij die ochtend (weliswaar onder hevige protesten) ook al uit het pand verwijderd. Nu had de positieve uitslag van het detoxificatiecentrum het vermoeden van druggebruik bevestigd en was zijn aanwezigheid niet langer gewenst.
De man, een kerel van bijna twee meter, met een flinke reputatie als het ging om crimineel gedrag en geweldpleging, had die morgen in alle toonaarden ontkend iets verbodens tot zich genomen te hebben. In zijn verontwaardiging had hij niet mis te verstane bedreigingen geuit aan het adres van het hele team. Mijn collegas reageerden daar vrij laconiek op, maar ik, als nieuwkomer deed het bijna in mn broek. En nu moest ik hem uitgerekend deze vervelende uitslag meedelen. Wel hadden mijn collegas me aangeraden het hem te vertellen in het bijzijn van alle bewoners, tijdens een zogenaamde general meeting, een huiskamerbijeenkomst die altijd volgens een bepaald vastgesteld patroon verliep. Er was mij ook – en passant - verteld dat het in theorie mogelijk was dat een uitslag van een urinecontrole fout kon zijn. Maar dat kwam zelden of nooit voor. Trouwens, had men er nog geruststellend aan toe gevoegd, de verdachte gaf bij een positieve uitslag bijna altijd toe, dus ik hoefde nergens bang voor te zijn. En voor noodgevallen was er een zogenaamde achterwacht, een ervaren collega die opgepiept kon worden.
Allemaal leuk en aardig, dacht ik bij mezelf, maar wat moet ik beginnen tegen zon mannetjesputter als hij blijft ontkennen of de pest in heeft omdat hij tegen de lamp is gelopen? Dan had je pas echt de poppen aan het dansen. Het zou niet voor het eerst zijn dat er geweld tegen een staflid werd gebruikt of tegen medebewoners. Het avondeten, dat door de ex-verslaafden dagelijks met redelijk resultaat werd klaargemaakt en dat ik samen met hen in de grote eetzaal nuttigde, smaakte die avond helemaal niet. Aan tafel was mijn luisterend oor dit keer totaal niet geïnteresseerd in hun verhalen, maar alleen gespitst op het geluid van de deurbel. Ook de anderen waren gespannen. Dat was te merken, ook al deden ze tegenover mij stoer. Ik voelde me tussen deze door de wol geverfde dames en heren maar een bibberend juffershondje in een kennel vol bloedhonden, waakhonden, bull terriërs en ander eng hondengespuis.
Opeens was het zover: er werd gebeld en het was inderdaad de verdachte. Razendsnel werd iedereen opgetrommeld voor de huiskamerbijeenkomst. Na de openingsceremonie was het mijn beurt. Met bonzend hart vertelde ik hem dat de uitslag van de controle positief was uitgevallen en dat de consequentie daarvan bekend was: onmiddellijk en zonder discussie het pand verlaten. Eerst volkomen verbouwereerd, maar vlak daarna briesend van kwaadheid en naar adem happend stond de man tegenover mij en schreeuwde dat het absoluut onmogelijk was dat er een positieve uitslag was, want hij had niets, maar dan ook niets gebruikt. Hij liet zich door niemand de deur uitzetten, omdat hij volkomen onschuldig was. Daarbij sloeg hij een aantal keren keihard met zijn vuisten tegen een deur. Iedereen verstijfde en keek naar mij om te zien hoe ik hierop reageerde. Het schoot door me heen dat terugschreeuwen de zaak alleen maar gevaarlijker zou maken. Uiterlijk bleef ik dus vrij kalm en vroeg hem goed naar me te luisteren en me aan te kijken. Gelukkig drong dat bericht op de een of andere manier tot hem door. Het enige dat ik in mijn paniek had kunnen bedenken was hem zeggen dat hij en niemand anders wist wat er in werkelijkheid gebeurd was. En als hij, zoals hij stellig bleef volhouden, onschuldig was, dan zou dat uiteindelijk ook aangetoond worden door een nieuwe test bij een andere instelling met een beter werkend apparaat.
Het kalmeerde hem te horen dat het wel degelijk mogelijk was dat er ergens een fout kon zijn gemaakt, en dat ik hem ondanks alles het voordeel van de twijfel gunde. Hij moest zich dan wel zo snel mogelijk met het detoxificatiecentrum elders in de stad in verbinding stellen. Als de nieuwe urinetest uitwees dat hij onschuldig was, dan kon hij rekenen op volledige rehabilitatie. Mijn verhaal kwam blijkbaar geloofwaardig over. Hij zag in dat ik in de gegeven situatie moeilijk anders kon beslissen en tot grote opluchting van het hele gezelschap vertrok hij.
De volgende dag bleek inderdaad dat hij gelijk had. Als een held werd de verschoppeling door het team en de bewoners binnengehaald. Zijn kwaadheid en agressieve gedrag werden hem dit keer vergeven. Bovendien werd hij alom geprezen om het feit dat hij in deze moeilijke situatie (onterecht op straat gezet, zonder eten en geld) niet alsnog was gaan gebruiken. En ik had geleerd dat een ex-junk, met op alle fronten de schijn tegen, de waarheid kan spreken en een apparaat (al staat het bekend als objectief en zeer goed werkend) een foute uitslag kan geven met mogelijk zeer ernstige gevolgen.
|
|
|
|
|
|
|