|
|
|
|
sub-DOSSIER
|
|
|
|
28 januari 2004
Gespecialiseerde thuiszorg (1) Kanariepiet
Bij mevrouw Z., bijna tachtig, goedlachs en nog zeer actief, ben ik al eerder geweest. Ook nu kom ik om in te vallen. De vaste thuishulp is zwak, ziek of misselijk of heeft haar baantje opgezegd.
Direct na binnenkomst valt me een verandering op. Er staat een kooi voor het raam met een kanarie erin. Trots legt mevrouw uit dat dit niet zomaar een kanarie is, want het beestje heeft een keer een eerste prijs gewonnen met zingen. "Is het een vrouwtje of een mannetje?" vraag ik belangstellend. Ze kijkt me meewarig aan, wat een domme vraag. Alleen de mannetjes kunnen zingen, dat ik dat niet weet... Ze vertelt dat het een actief beestje is en dat hij weliswaar wat rommel maakt in haar kraakheldere woning, maar ook veel gezelligheid geeft. Er liggen inderdaad wat minuscule zaaddopjes op het tafeltje en op de grond. "Van de week heb ik hem voor het eerst in bad laten gaan." We kijken samen naar het beestje dat wat eet, wat drinkt, op zijn stokje gaat zitten zingen, en dit alles keer op keer herhaalt in willekeurige volgorde.
Na de thee help ik haar met het huishoudelijke werk, waarbij mevrouw geregeld achter me aanloopt en bij me komt staan om me iets te vertellen. Af en toe zegt ze, "Wat is het hier een smeerboel hè?" zegt ze. En als ik dan antwoord dat ik zelden ergens zo'n vieze troep heb aangetroffen is haar dag helemaal goed. Want ze weet wel beter en moet erg om mijn antwoord lachen. Voordat de thuiszorg komt maakt ze zelf al veel schoon. De eerste keer dat ik kwam vroeg ik me af wat het voor zin had hier te komen. Voor de zielenrust van haar dochter die ver weg woont? Het gaat natuurlijk ook om het contact en sommige handelingen zijn voor haar inderdaad wat zwaar zoals stofzuigen en ramen lappen, maar toch. Elke dag 'swiffert' mevrouw het hele huis, ze stoft zelf alles af, de wc krijgt dagelijks een beurt. Dit is niet bepaald het adres waar ik dat tevreden gevoel krijg echt zinvol bezig te zijn.
Bij het tweede kopje thee kijk ik nog eens naar het kooitje. De kanarie zie ik niet zo gauw, dus ik sta op om beter te kijken. Misschien zit hij ergens in een hoekje op de bodem. En dan zie ik opeens wat rafelige staartveren aan de zijkant uit het drinkbakje steken, en in het bakje zelf het gele kopje met een zwart oogje door het melkachtige plastic schijnen. Dat ziet er wel heel vreemd uit en ik haal mevrouw er bij. Die schrikt bij de aanblik en we proberen zo snel mogelijk hem eruit te krijgen. Het lukt met moeite het beestje, dat ondersteboven met zijn kopje in het water klem zit, te redden. Gelukkig zijn we nog net op tijd. Hij komt
|
|
|
|
verfomfaaid te voorschijn, valt eerst een paar keer om in een poging zich uit te schudden en weet uiteindelijk toch weer op zijn stokje terecht te komen.Daar zit hij dan met zijn veren in de war en 't kopje getooid met natte uit elkaar staande punkhaartjes. "Oh, wat ben ik blij dat je dat zag. Stel je voor dat ik boodschappen was gaan doen, ik moet er niet aan denken." Mevrouw vult snel het badje, in de hoop dat hij het drinkbakje niet meer voor dit doel zal gebruiken. Als ik naar huis fiets voel ik me voldaan: ik heb uitendelijk een kanariepiet van de verdrinkingsdood gered.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21 april 2004
Gespecialiseerde thuiszorg (2)Bij een alcoholist was het zo ontzettend vies, dat ik eerst lange rubberhandschoenen aantrok en alles zo goed mogelijk schoonmaakte voordat ik op een stoel ging zitten, een kopje thee voor mezelf durfde maken of naar de wc ging. De man kon zelf ook wel een sopje gebruiken; hij rook ontzettend vies, en op zijn voorhoofd zag ik duidelijk vieze plekken en vegen. In de badkamer stond een ligbad, dat ik zojuist had schoongemaakt. "Volgens mij kunt u wel een wasbeurt gebruiken," zei ik.
De man keek me verbaasd aan. Hij ging eens per maand in bad, dus hoe kon ik dat nu zeggen. Toch nam hij mijn opmerking ter harte. Bij m'n volgende bezoek vertelde hij trots dat hij na mijn vertrek meteen in bad was gegaan. "Kijk maar," zei hij voor me uitlopend naar de badkamer en naar het bad wijzend. Daar had hij het smerige water, als bewijsmateriaal voor mij, de hele week laten staan.
|
|
|
|
Weer een andere keer kwam ik bij een sterk vervuilde jonge moeder. In een van de kamers lagen de kledingstukken en plastic zakken zon dertig centimeter hoog over de slaapkamervloer, gewassen en ongewassen, alles door elkaar. In het hele huis hing een sterke Artis lucht, afkomstig van tamme ratten en een kat. De moed zonk me in de schoenen, maar veel tijd om te piekeren kreeg ik niet. "Wil je beginnen met de kattenbak? Die staat in de badkamer. "Die heb ik al weken niet schoongemaakt, want ik ben zwanger en dan mag je hem niet zelf schoonmaken, omdat je dan toxoplasmose kunt krijgen." De stank was bijna niet
|
|
|
|
|
|
te verdragen en de maden kropen in het rond. Ook dit keer had ik weer lange rubberhandschoenen nodig en een knijper voor op mijn neus en heel veel kranten en vuilniszakken om alles mee in te pakken.
Naast deze uiterst vieze werkjes heb ik ook te maken met de nodige psychische problemen van de cliënten. De een is helemaal over de rooie en dreigt met zelfmoord, zodat ik via de politie de psychiater langs moet laten komen. Iemand anders zet steeds keihard de muziek aan en probeert herhaaldelijk en uit alle macht ruzie met me te zoeken. Dan is het zaak kalm en rustig te blijven en begrip op te brengen. Want je weet dat dit gedrag niets met jou te maken heeft maar met de psychiatrische problematiek van deze mensen.
Meestal kan ik er goed tegen, al zijn er ook dagen dat ik erover denk er mee te stoppen. Maar dan gebeurt er opeens weer iets leuks of geks en dan ga ik weer enthousiast aan de slag.
|
|
|
|
|
|
|
|
25 augustus 2004
Gespecialiseerde thuiszorg (3)
Een van mijn clienten, een gehandicapte oudere mijnheer, eet op brood uitsluitend gebraden kipfilet. Dit keer is het niet voorradig bij de supermarkt, omdat de koelinstallatie het begeven heeft. Dan maar naar het kleine buurtwinkeltje dat exotische producten verkoopt.
|
|
|
|
Ik kijk in de vitrine, maar zie niets dat op kipfilet lijkt. De Marokkaanse eigenaar vraagt wat ik zoek. Kipfilet voor op brood, zeg ik. Hij geeft mij een voorverpakt leverworstje. Nee, dat bedoel ik niet, dat is varkensvlees, zeg ik. Hij kijkt me aan of ik achterlijk en analfabeet ben en wijst op de naam die op de verpakking staat. Dit is echte kippenworst, kijk maar, het staat er op: Kips' leverworst.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
30 augustus 2004
Gespecialiseerde thuiszorg (4) Cultuurverschillen
Ik kom in de functie van gespecialiseerd gezinsverzorger al enige tijd bij een mijnheer die geboren is in een ver en nauwelijks ontwikkeld buitenland. Naar onze maatstaven althans. Daar heeft hij een groot deel van zijn leven gewoond. Hoe hij uiteindelijk in Nederland verzeild geraakt is doet hier niet ter zake. Op een ochtend beklaagt mijn client zich weer eens over zijn woonsituatie.
Mijnheer betoogt dat hij zijn huur keurig op tijd betaalt en dat niemand last van hem heeft. Daarom snapt hij niet dat de huisbaas (een grote woningbouwvereniging) niets wil doen tegen een buurman die er een nogal luidruchtige levenswijze op na houdt. Vooral s nachts ergert hij zich aan gestamp, slaan met deuren en ander lawaai. Een medewerker van de woningbouwvereniging en een consulent van de Sociale Dienst zijn na herhaald aandringen vorig jaar samen bij hem op huisbezoek geweest om de situatie met hem te bespreken.
Verontwaardigd vertelt mijnheer me het volgende. Ze wilden me geen ander huis geven en ook die buurman niet uit zijn huis zetten. Toen heb ik die man van de Sociale Dienst gevraagd me geld te geven voor een geweer, zodat ik eerst die buurman en dan mezelf dood zou kunnen schieten. Bij de herinnering aan dit gesprek windt hij zich weer op. En, wat was hun reactie, vraag ik. Hij kijkt me aan alsof hij nog steeds niet begrijpt waarom ze niet op dit uiterst praktische voorstel van hem zijn ingegaan. Ze wilden het me niet geven!?
|
|
|
|
|
|
|
|
25 november 2004
Gespecialiseerde thuiszorg (5) Te oud!?
Het zorgkantoor waarvoor ik werk vraagt of ik een poosje een zieke collega wil vervangen van een andere afdeling. Het gaat dit keer om uitsluitend huishoudelijk werk. Daar ben ik niet gek op, maar het betreft een zieke mevrouw die dringend hulp nodig heeft. En het is maar tijdelijk. Dus op pad maar...
Bij het opgegeven adres gaat de deur open. Terwijl ik nog buiten sta krijg ik te horen dat mevrouw helemaal niet zo blij is met mijn komst. Nou kom dan maar binnen, maar wat vervelend dat ze dit keer zon oud iemand hebben gestuurd. Hartelijk welkom, denk ik bij mezelf, dat kan gezellig worden. Zo iets heeft nog nooit iemand tegen me gezegd. Nogal verbouwereerd loop ik mee door de gang en de woonkamer in.
Inmiddels heb ik me een beetje hersteld en de neiging om direct rechtsomkeert te maken weten te onderdrukken. Kunt u me zeggen waarom u iets tegen een wat ouder iemand heeft vraag ik voorzichtig. Ja, het klonk misschien niet zo aardig en het is ook niet persoonlijk bedoeld, maar een jonger iemand heeft natuurlijk meer energie. Iemand van uw leeftijd durf ik gewoon niet alles te vragen. En ik heb niet voor niets hulp nodig, want mijn gezondheid is erg slecht. Het zware werk moet toch gebeuren. Ik weet nu al dat ik me dan erg schuldig ga voelen.
Omdat ik er vrij zeker van ben dat het met mijn energie en inzet wel goed zit, durf ik voor te stellen het toch maar een ochtendje met me te proberen. Dan kan mevrouw alsnog beslissen of ik mag blijven. Mevrouw gaat akkoord en ik voer allerlei mogelijke en onmogelijke opdrachten uit, werk hard door en geef geen krimp. Aan het eind van de ochtend drinken we samen nog wat en het lijkt me een geschikt moment voor de evaluatie. Mevrouw is tevreden over mijn prestaties, en ik mag terugkomen. Toch blijft ze volhouden dat ze liever een wat jonger iemand had gehad, want nu voelt ze zich, zoals aangekondigd, inderdaad schuldig omdat ik zo hard heb moeten werken. Daar kan ze niets aan doen.
Trek het je maar niet aan, zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Het is de schuld van het kantoor, die zijn niet duidelijk geweest. Als ze hadden gezegd dat ze iemand gingen sturen van een jaar of veertig dan had ik wel direct geprotesteerd. Heb ik het goed verstaan? Denkt ze echt dat ik een jaar of veertig ben? Om te gillen, wat ontzettend komisch. Ik antwoord dat de werkelijkheid stukken erger is dan mevrouw denkt: ik ben net die week zestig geworden…
|
|
|
|
|
|
|
|
14 december 2004
Uitersten (1)
Sinds twee jaar werk ik in de gespecialiseerde gezinszorg en sta ik steeds weer voor verrassingen. Dat maakt het werk leuk en spannend, maar soms ook ingewikkeld, want iedereen is verschillend en heeft andere wensen en eisen. Een deel van mijn werk bestaat uit begeleiding: gesprekken, administratie, overleg met instanties, etc. Een ander deel uit huishoudelijk werk dat samen met de cliënt of alleen gedaan wordt. Soms kunnen de opvattingen over hygiëne en helderheid van de cliënt behoorlijk botsen met de mijne.
|
|
|
|
Zin in mijn werk ontleen ik vooral aan de wetenschap dat de mensen waar ik kom echt iets aan mij hebben en zich weer een paar dagen of een week alleen kunnen redden. Dan fiets ik moe en tevreden naar huis. Maar soms gaat het (bijna) mis. Bij een alleenwonende mijnheer, waar ik twee keer per week kwam, valt al snel op dat er iets vreemds aan de hand is met de wc. Die staat vol met literflessen chloor, wc-eend, spuitbussen en pakken wc-papier. De wc-pot is bovendien voorzien van een heel stel wc blokken die in plastic houdertjes aan de rand hingen. Een komisch gezicht. Bovendien krijg ik uitvoerige instructies over het gebruik van aparte roze doekjes voor het toilet en andere (gele) voor de keuken.
Toch word ik er op uitgestuurd nog meer in te slaan, ondanks de gesignaleerde enorme
|
|
|
|
voorraden van dat alles in keuken en badkamer. Voorzichtig breng ik in dat er nog voor maanden voldoende aanwezig is. Dat heb ik beter niet kunnen doen, want mijnheer loopt rood aan en begint tegen me te schreeuwen dat hij de baas is in huis en dat ik moet doen wat hij me vraagt. Natuurlijk schrik ik hiervan. Het ligt blijkbaar gevoelig. Ik weet hem gelukkig snel te kalmeren: u bent de baas en ik zal kopen wat u wilt. Geen probleem.
Na een paar weken ben ik er wel achter dat mijnheer het in zijn leven telkens voor elkaar weet te krijgen de mensen die hem helpen tegen zich in het harnas te jagen. Hij heeft met ongeveer iedereen ruzie en heeft herhaaldelijk meegemaakt dat hij dan ziek thuis zit zonder enige hulp. Door medicijngebruik en operaties is er bij hem sprake van karakterverandering en tot zijn spijt heeft hij zichzelf soms niet meer in de hand. Een triest geval. Hij schaamt zich ervoor, maar kan niet voorkomen dat het telkens weer gebeurt dat hij mensen onheus behandelt.
Op een ochtend, met een kop koffie voor ons en twee enorme moorkopen (waar mijnheer op trakteert als hij weer iets goed te maken heeft na een uitval) vertrouwt hij me toe dat hij het idee om zonder eten te zitten minder erg vindt dan zonder zijn geliefde toiletattributen. Bij dat idee alleen al kan hij helemaal in paniek raken. Hij buigt zich een beetje naar voren en fluistert dat het bij hem soms erg lang duurt voor er iets komt. U begrijpt zeker wel wat ik bedoel. En daarom wil ik daar zo prettig mogelijk zitten. Dat daar wekelijks onder andere twee à drie flessen chloor voor nodig zijn is een regelrechte milieuramp, maar ik heb het hart niet er iets van te zeggen. In plaats daarvan zeg ik dat ik het volkomen begrijp.
Een oudere dame, waar ik een poosje kom invallen, neemt het echter niet zo nauw. Op mijn vraag waar ik aparte doekjes kan vinden voor de wc antwoordt ze: Die heb ik niet. Dat gedoe vind ik echt overdreven. Ik gebruik voor het hele huis een paar dagen achter elkaar hetzelfde en dan gooi ik het in de wasmachine. Zo heb ik het mijn hele leven gedaan en ik heb er nooit wat van gekregen en dat zal bij u ook wel niet gebeuren.
|
|
|
|
|
|
|
|
6 januari 2005
Uitersten (2)
Je moet in de gespecialiseerde gezinszorg vooral flexibel zijn, steeds omschakelen. De een wil het zus, de ander zo. Die verschillen ondervind je direct aan den lijve zodra je ergens over de drempel stapt. De een biedt je vriendelijk iets te drinken aan nadat je bijna een half uur hebt moeten fietsen en verkleumd of nat binnenkomt en zegt: Fijn dat je er bent, ik heb je van alles te vertellen. En laat het huishouden maar, dat heb je vorige week nog gedaan. Een ander somt terwijl je je jas nog aan hebt al een waslijst op met taken en taakjes die absoluut die keer gedaan moeten worden. Kortom, grote verschillen in wat er van je verwacht wordt en de opvattingen en behoeften van de cliënt.
Een tijd lang kom ik op dezelfde dag, vlak na elkaar, op twee adressen waar de verschillen wel erg extreem zijn. Bij de mijnheer op het eerste adres zijn de gordijnen ook overdag gesloten en de ramen zitten altijd potdicht. Het ruikt er naar slaap en ongewassen lijven en ik moet mezelf iedere keer weer overwinnen er naar binnen te gaan. Op het tweede adres blinkt alles je tegemoet. De ramen en deuren staan tegen elkaar open, de wasmachine draait op volle toeren en het beddengoed hangt te luchten op het balkon. Twee huizen, het ene van een enigszins vies mannetje, het andere van een mevrouw helderder. En wat is nu erger?.
|
|
|
|
Zo schuifelt het kleine vriendelijke dikke heertje, als ik daar ben ,om de zoveel tijd naar de keuken. Daar opent hij de groene gft bak, buigt zich voorover, haalt zijn neus eens flink op en spuugt er dan vol overtuiging en met veel misbaar een rochel in. Dan keert hij zich om, ondertussen zijn neus en mond afvegend aan de mouw van zijn trui. En dat is niet alles. Hij is gewend om, als hij iets eet, van alles zomaar de kamer in te
|
|
|
|
spugen. Dat doet hij bijvoorbeeld als hij steentjes of pitjes aantreft in de krentenbollen, maar ook als hij tijdens het eten andere harde stukje tegenkomt die hem niet bevallen. Bij het stofzuigen veroorzaken die tezamen een vrolijk getik. Hem hierop aanspreken? Wie ben ik? Mijnheer heeft een groot deel van zijn leven in een oerwoudachtig gebied gewoond in onvoorstelbaar primitieve omstandigheden. Misschien wil hij zich tijdens mijn aanwezigheid enigszins aanpassen, maar zodra ik vertrokken ben heeft hij daar toch maling aan, daar ben ik van overtuigd. Ik besluit het maar voor lief te nemen.
En dan de dame die geen vuiltje of stofje kan verdragen. Is het bij zo iemand aangenamer? Een collega vertelt me van een gezin waar de afwas eerst onder de kraan wordt afgespoeld en dan afgewassen in een sopje. Daarna gaat elk stuk serviesgoed of bestek in een teil met een bleekwateroplossing en daarna wordt het opnieuw afgespoeld. Een typisch geval van smetvrees. Zo erg is het op mijn adres gelukkig niet. Toch doet deze mevrouw een ernstig beroep op mijn incasseringsvermogen met haar verzoek twee keer per week het hele huis grondig (overal achter en tussen) te zuigen op een manier die een ander reserveert voor de jaarlijkse grote schoonmaak. En op het moment dat ik hoor dat mevrouw (ziek en wel) op alle dagen dat ik er niet ben ook nog even alles zuigt (volgens eigen zeggen weliswaar met de franse slag), knapt er bijna iets.
Toch heb ik mezelf vermanend toegesproken: Hanneke, deze mevrouw wil dat nu eenmaal, zij heeft andere opvattingen over huishouden, doe niet zo moeilijk, zet je er over heen. Dat hielp een week of wat. Maar bij het afstoffen (ook twee keer per week) wijst ze me op een ernstige omissie. Ik heb weliswaar mijn best gedaan, maar over het tv meubel is ze niet tevreden. Stom verbaasd vraag ik wat er scheelt. Mevrouw pakt de stofdoek en laat het me zien: ik heb verzuimd omhoog af te stoffen… Weer slik ik maar eens flink, de klant is koning niet waar.
Mijn hele leven heb ik zelfs niet geweten dat zo iets dergelijks bestaat: OMHOOG afstoffen. Hoe verzin je het? Mijn eigen huis heeft tot dat moment bestaan uit richeltjes en plinten en horizontale oppervlakken die je zo nu en dan met een stofdoek bewerkt. En nu komen daar opeens allemaal rechtopstaande vlakken bij die ook behandeld dienen te worden. Wat een ellende.
Toch was het op dit adres op den duur, en ondanks alle goede bedoelingen en grote inzet, niet vol te houden. Dat moment brak aan toen mevrouw mij trots vertelde dat ze (met korte tussenpozen om uit te rusten) wel VIER uur bezig is geweest het toilet een grote beurt te geven, terwijl ik dat twee dagen daarvoor nog uitputtend had gedaan. Op dat moment heb ik gezegd dat het tussen ons echt nooit iets zou kunnen worden en geadviseerd voor mij in de plaats iemand anders te zoeken.
|
|
|
|
|
|