Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

Archief 2005, week 9

6 maart 2005

Mantelzorg (1)
Pannetje soep

Mijn schoonouders woonden vrij dichtbij en dat had voor- en nadelen. Als mijn schoonmoeder bijvoorbeeld s nachts uit bed viel was Rob binnen een kwartier ter plekke om haar samen met haar man op te hijsen. De andere kinderen woonden in het zuiden van het land en in Marseille, dus daar kon slechts zelden een beroep op worden gedaan. Het leeuwendeel van de klusjes, bezoekjes e.d. kwam  logischerwijs op ons neer. Werkzaamheden die we meestal zonder morren op ons namen. Nadat schoonmoeder in een verpleeghuis belandde kookten we wekelijks voor de eenzame achterblijver een maaltijd, die we voor de gezelligheid samen bij hem thuis opaten. Voor de dag erna lieten we dan nog een pannetje soep, of een andere maaltijd in de koelkast achter. Maar was mijn schoonvader wel zo eenzaam?

Iedereen dacht dat mijn schoonmoeder het eerst zou overlijden, want haar gezondheid was ronduit slecht, en eenmaal in het verpleeghuis dachten we dat het waarschijnlijk snel afgelopen zou zijn. De werkelijkheid was anders. Mijn schoonvader ging haar voor. Boem pats, dood aangetroffen in de gang. We kwamen ervoor terug vanuit Frankrijk; onze fietstocht naar Santiago werd vlak voor het beklimmen van de Pyreneeën afgebroken. Maar na de crematie hield zijn vrouw het niet lang meer vol, vijf weken overleefde ze hem. En nog een poosje later stierf ook plotseling hun jarenlange en beste vriendin, die al tijden weduwe was. Tijdens haar laatste

ceremonie, wierp een toespraak van de dochter een heel nieuw licht op de laatste jaren van mijn schoonvader. Het overlijden van haar moeder was natuurlijk erg verdrietig, maar (nu komt het) gelukkig had ze nog een aantal mooie jaren gehad met… mijn schoonvader.

Had ik het goed gehoord? Dat was toch onmogelijk! Ik was perplex. Ik durfde Rob niet aan te kijken, al wist ik dat ook hij met stomheid geslagen moest zijn. Allerlei gedachten speelden door mijn hoofd en gevoelens van ongeloof, verontwaardiging en boosheid. Waarom had hij daar niets over gezegd? Wist zijn vrouw dit? Wat een stiekemerd! Maar tegelijkertijd vielen allerlei puzzelstukjes op hun plaats, werd er door deze, niet bepaald tactvolle opmerking, van alles duidelijk.
Nu begreep ik waarom mijn schoonvader zich zo verzette tegen dat mobieltje van zijn vrouw. Zonder dat ding kon ze uitsluitend met een telefoonkaart naar huis bellen. Een hele onderneming, waar verplegend personeel bij ingeschakeld moest worden, want van het bed in een rolstoel en dan door de gang naar de telefooncel. Door ons toedoen kwam het mobieltje er uiteindelijk toch, maar we merkten dat het de helft van de tijd thuis lag. Zogenaamd omdat het verpleeghuis niet wilde dat het daar werd opladen. Op deze manier maakte hij zich slecht tot zeer slecht bereikbaar en kon hij doen wat hij wilde.

Ook snapten we opeens waarom het huis vaak zon onbewoonde indruk maakte, en hij nooit in wilde gaan op uitnodigingen om samen met ons de feestdagen door te brengen. Hij zat natuurlijk liever bij de nieuwe geliefde, nogal logisch! En dan de begrafenis van mijn schoonvader zelf. Tante, want zo noemden we haar, zag er roodbehuild uit en was helemaal uit haar doen. Het was ons wel opgevallen, maar we dachten er verder niet over na. Zij had waarschijnlijk gedacht na de dood van schoonmoeder nog jaren met een leuke man aan haar zijde door te kunnen brengen. Zijn onverwachte overlijden was een flinke streep door de rekening.
Per testament had mijn schoonvader bepaald dat zijn vrouw alleen één rode roos op de kist mocht leggen en de kinderen een eenvoudig veldboeket. Tante hoefde zich hier niets van aan te trekken en stal met een enorm rouwstuk de show. Tijdens de dienst stond het voor de kist, en veroorzaakte bij ons gemengde gevoelens.

Later begrepen we wel dat de beste man niet veel anders had kunnen doen dat het tegenover ons geheim houden. Anders had hij ons in een moeilijk dilemma gebracht: meeliegen of mijn schoonmoeder inlichten. Toch hadden we het er nog geruime tijd moeilijk mee en schamper dachten we terug aan de lovende speech die ter gelegenheid van zijn crematie was uitgesproken. Daar werd hij uitvoerig geroemd om zijn trouw: jarenlang, bijna iedere dag, bezocht hij zijn zieke vrouw in het verpleeghuis. Wat een voorbeeldige man!
En dat wekelijkse pannetje soep? Dat werd waarschijnlijk linea recta door de wc gespoeld, op weg naar Tante.