Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

Archief 2005, week 34

23 augustus 2005

Houtkachelperiode

In 1977 werd ik financieel-economisch stafmedewerker bij De Kleine Aarde (DKA) in Boxtel, een milieueducatiecentrum. Mijn huisgenoten waren niet onverdeeld enthousiast over die nieuwe baan want ze merkten de invloed van deze werkkring direct op hun bord. In het kleine, op het terrein gevestigde winkeltje kocht ik bruine rijst, gierst, linzen, volkorenkoeken, versgeplukte brandneteltoppen en pompoenen en sleepte dat alles vrolijk mee naar huis. Ook wilde ik anders gaan stoken…

In die tijd werd bij DKA het gebruik van allesbranders warm aanbevolen. Dat laatste sprak me voor ons eigen huis aan, maar de peperdure aanschaf weerhield me. Waarom niet gewoon ergens een oude hout- of kolenkachel op de kop tikken en daar afvalhout in stoken? Over de voor- en tegens voor

foto: Dik Ketting

het milieu werd goed nagedacht, want hout stoken levert onmiskenbaar een bijdrage aan de luchtverontreiniging. Toch waren er ook argumenten die voor pleiten. Afvalhout (overal gratis op straat te vinden bij het grootvuil en in containers) kwam anders ook in verbrandingsovens terecht en het spaarde andere brandstof zoals olie of gas.

De kachel werd gevonden en geplaatst en goed afvalhout bleek inderdaad in grote hoeveelheden op straat aanwezig. Geverfd of bewerkt hout lieten we natuurlijk liggen. We hakten en zaagden en kregen het daar af en toe zo warm van dat de kachel nog een poos uit kon blijven.
Op een dag, vlak voor een winters weekend bleken we, op een paar houtjes na, door de voorraad heen en op straat was ook niets meer te vinden. Als Jutter (uit Den Helder), samenwonend met een Schollekop (Rob is in Scheveningen geboren), lag het voor de hand op het strand te zoeken naar iets bruikbaars. Het hout lag er inderdaad voor het oprapen, maar het was nat. Toch namen we het mee en besloten een deel om de kachel heen op te stapelen om te drogen. Daarna probeerden we de kachel met oud papier, het restantje droge hout en het minst natte nieuwe hout aan de praat te krijgen.
Dat bleek een bijzondere ervaring, want de hele kamer begon naar vis, zout en teer te ruiken. Ach, dachten we: waar het stinkt is het warm (oud Chinees gezegde). Maar in onze situatie ging het niet op. Het leek er eerder op dat de kamer steeds kouder werd. En wat we ook deden en hoeveel hout we er opgooiden het bleef vochtig, koud en onaangenaam. De les was geleerd; we legden een flinke voorraad aan, en haalden nooit meer hout van het strand.

Rob boorde een nieuwe bron aan. Bij een bevriende houtbewerker mocht hij wekelijks gratis grote jute zakken vol prachtig droog afvalhout halen. Stukken van de juiste maat. Wij tevreden en de man ook, want hij hoefde nu minder te betalen aan de gemeentereiniging. Na een aantal jaren kwam deze handwerksman helaas op het idee zelf zijn hout te verstoken en moesten we weer op pad. Af en toe kregen we van mensen die wisten dat we hout stookten (zakjes) kolen aangeboden. Afkomstig van zolder- of keldervoorraadjes, daar misschien ooit neergelegd voor het geval er een derde wereldoorlog uit zou breken. Alles werd in dank aanvaard, in de fietskar geladen en onze stookkosten bleven laag.

Toch zijn we er op een bepaald moment mee gestopt. Het was een heel gedoe, het leuke en nieuwe was er vanaf en soms kregen we onenigheid over de manier van stoken. Rob hield van een flinke fik, stookte de kachel voor mij meestal te hard op, en joeg mij daarmee de kamer uit. Die hitte kon ik slecht verdragen en ik vond het bovendien zonde om het met moeite veroverde hout er zonder noodzaak door te jagen. Werd dan ook bang voor schoorsteenbrand en ging neurotisch aan de schoorsteen staan voelen of het geen kwaad kon of buiten naar de schoorsteen kijken of er al vlammen zichtbaar werden.

Het meest idiote dat we met die houtkachels meemaakten heeft ook op mijn medestudiegenoten van een therapieopleiding diepe indruk gemaakt. Op een avond laat in september kwamen we bij elkaar bij mij thuis. De kachel had een paar maanden niet gebrand en werd in die periode gebruikt als prullenbak voor proppen papier, kartonnen doosjes en dergelijke. Ik had nog wat hout toegevoegd, het papier van onderen aangestoken en was in de keuken koffie gaan zetten, het bezoek in geanimeerd gesprek achterlatend. Bij binnenkomst trof ik een absurd tafereel aan. De bovenste helft van de kamer was gevuld met dikke witte rook en mijn gasten zaten enigszins gebukt nog steeds doodgemoedereerd onder de rook doorkijkend met elkaar te kletsen alsof er niets aan de hand was.
 
De schrik sloeg me om het hart. Snel loodste ik iedereen de kamer uit. Wat moest ik nu met die kachel doen? Hij was duidelijk te vol geweest en trok niet. Er zat niets anders op dan het smeulende papier van onderen met de pook voorzichtig door te steken zodat de rook er aan de bovenkant uit kon komen in plaats van aan de onderkant. Dat gaf een flinke knal en papier en hout vatten vlam. Toch bleef de kamer die avond onbruikbaar, want enorm naar rook stinken.

Waarom hebben jullie me niet eerder gewaarschuwd, vroeg ik later verbaasd aan mijn bezoek. De hele kamer zag wit van de rook. Het was er om te stikken! Och, we hebben stuk voor stuk geen ervaring met houtkachels en dachten dat dit er bij hoorde. Dat het na een poosje wel op zou trekken. We hadden uit jouw verhalen over De Kleine Aarde begrepen dat milieuvriendelijk leven niet bepaald een pretje is en wilden niet moeilijk doen, je niet kwetsen.