Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

Archief 2005, week 13

29 maart 2005

De Seventies (1)
Elastische gezinnengemeenschap

We wilden wat anders. Niet langer alleen met ons kleine gezin (Henk, Hanneke en twee dochters van 9 en 1 jaar) in een flatje, maar samenwonen met andere gezinnen en alleenstaanden. We hadden daar al vaak over gefantaseerd en gesprekken gevoerd en reageerden direct op een oproep in de krant van een Centraal Wonen project. Het was een nogal ambitieus plan om overal in het land enorme panden te laten bouwen, met daarin voor de bewoners privé ruimten, gecombineerd met gemeenschappelijke voorzieningen. Het leek ons ideaal. Privacy als je dat wilde, maar ook gezelligheid en verlichting van allerlei taken.

In de gemeenschappelijke keukens konden bij toerbeurt maaltijden worden bereid, die dan gezamenlijk aan grote tafels genuttigd werden. Er moest uiteraard een crèche zijn voor de kleinere kinderen, een grote tuin en buitenspeelplaats voor de grotere, en een zaal voor feesten en andere bijeenkomsten. Praktisch en kostenbesparend waren daarnaast de badkamers die je per ligbad en de logeerkamers die je per nacht kon huren voor je logees en de gezamenlijke natte ruimten met wasmachines en centrifuges.

Het leek ons ideaal en we togen dan ook (na het regelen van een babysit) naar de eerste vergadering. Daar ontmoetten we (bijna) alleen maar aardige, gelijkgestemde mensen. Progressief, alternatief gekleed, met lang haar, snorren en baarden (de mannen althans). Die bijeenkomsten verliepen uiterst gezellig onder het genot van kruidenthee, eikeltjeskoffie en zelfgebakken volkorenkoeken en soms zelfs iets sterkers. We discussieerden tot in de kleine uurtjes over zwaarwichtige vraagstukken. Moesten we de kinderen gezamenlijk opvoeden en volgens welke principes dan wel? Wat deed je als er iemand langdurig ziek werd of zonder werk en inkomen kwam te zitten en hoe zat het met de verdeling van de huishoudelijke en andere taken tussen mannen en vrouwen.

Al snel bleken de bijeenkomsten op zich al aan een behoefte te voldoen. We hadden contact met leuke, aardige mensen en we maakten ook buiten de vergaderingen om afspraken met elkaar. Maar ook iets anders werd ons duidelijk. Het zou veel te lang duren voordat een dergelijk groot project opgeleverd werd. Dan waren onze kinderen misschien in de puberteit of zelfs al het huis uit. Zolang wilden we absoluut niet wachten. We bedachten dat je ook met een kleine groep in een groot oud pand zou kunnen beginnen. En zo ontstonden er twee groepen: een grote van de geduldigen, die er geen probleem mee had eventueel nog jaren met gemeenten en projectontwikkelaars te onderhandelden en een kleine van de snelle starters, waartoe wij behoorden.

Nu was het zoeken naar een - voor dat doel geschikt - pand en dat was niet eenvoudig. We ondervonden behoorlijk wat weerstand bij makelaars, die allerlei problemen verwachtten bij een gezamenlijke aankoop. Uiteindelijk kwamen we in contact met een makelaar die zijn tijd vooruit was. Het idee sprak hem aan en hij heeft ons prima geholpen, niet wetend dat zijn eigen zoon later in deze woongroep zou komen te wonen.

Toch was het niet eenvoudig geweest mensen te vinden die mee wilden doen. Warm lopen voor een ver weg liggend ideaal is heel iets anders dan het op korte termijn in daden omzetten. Toch startten we uiteindelijk, met vijf volwassenen (van wie en drie werkten bij de NVSH) en twee kinderen, onze elastische gezinnengemeenschap in een stijlvol pand in de Zeeheldenbuurt in Den Haag. Het woord commune vonden we net iets te ver gaan. Dat riep maar associaties op met vrije seks, troep en ongeorganiseerde toestanden. En dat wilden we voor de buitenwacht (kennissen en familie) graag voorkomen. (wordt vervolgd).