23 maart 2005
Mevrouw M. (6) Regels zijn regels
In het contract met het bureau waarvoor ik werk staat dat ik geen geschenken mag geven aan cliënten en ook niets aannemen. Zon regel is ongetwijfeld ingesteld om misbruik te voorkomen. Dat weerhield Mevrouw M. er overigens niet van om me, vanaf het allereerste begin dat ik bij haar kwam, allerlei spullen aan te bieden. Haar kamer hing vol met spiegels, ingelijste borduurwerken, schilderijen van poezen, molens, stillevens en ook het zigeunerjongetje met traan ontbrak niet. Geen enkele van deze afbeeldingen kon mij in de verste verte bekoren. Ik had er dan ook geen enkel probleem mee haar steeds vriendelijk te bedanken voor het genereuze aanbod, en haar vervolgens op het verbod te wijzen. Zo kwetste ik haar het minst, dacht ik, want ronduit zeggen dat ik al haar wanddecoraties oerlelijk vond zou wel erg onaardig zijn geweest.
Ze snapte er overigens niets van. Ach meid, trek je toch niks van die regel an, neem t gerust mee, geen haan die er naar kraait. Je pakt t goed in met een paar kranten en dan ziet niemand t. Ik hield voet bij stuk, en nam ook contact op met de schoondochter om te vertellen dat mevrouw mij telkens iets aanbood, en dat ik me af en toe in een lastig parket bevond. De schoondochter gaf te kennen dat ze er geen enkel probleem in zag. Ik heb liever dat ze iets geeft met de warme dan met de koude hand. Mijn schoonmoeder is nu eenmaal zo. Die is altijd heel vrijgevig geweest. Haar hele leven lang al. En ze mag je ontzettend graag. Ze wil gewoon wat terug doen. Maar wat bedoel je met die uitdrukking over die handen, vroeg ik. Die heb ik nooit eerder gehoord. Dat betekent dat ze je beter iets kan geven als ze nog leeft, dan per testament of iets dergelijks. Aha, was de familie daar misschien bang voor? Maar ik mag niets aannemen van cliënten, en ik ben ook echt niet van plan dat te doen, antwoordde ik. Ook nu weer werd ik aangekeken of ik helemaal van lotje getikt was.
Het patroon wijzigde zich niet. Bijna dagelijks, als mevrouw haar klaaguurtje had gehad en zich onder het genot van een kopje koffie en een sigaretje wat beter begon te voelen bood ze me iets aan. Hanna, als ik jou niet had, dat zat ik hele dage allenig in dit rothuis. Niemand kijkt er verder naar me om. Ze motte me niet mee. Ze kenne der niet meer tege. Toe neem nou iets van me an! Doe niet zo moeilijk. Je hep t verdient. Wat vin je van die spiegel, of van dat schilderij met dat mooie lijssie. Neem het nou! Ik gun het liever an jou as an me eige familie. Wil je die spiegel echt niet? Neem dan die koppies uit me glaze kassie! Of dat poseleine dosie. Das een heel mooi stukkie. Dat hep wel een paar cente gekost.
Op een dag word ik bij binnenkomst bijna besprongen door mevrouw, die zoals altijd in haar nachtkleding en met ongekamde lange grijze haren, zo in het halfdonker, het meest op een oude toverheks lijkt. Ze staat vlak achter deur, grijpt me met beide handen vast en jammert: Dr is zo iets raars met me huis. Alle lichten doen t niet meer en de tv ook niet. Ik snap dr niks van. t Lijkt hier wel behekst. Ik wil hier niet langer wonen. Dat kolerehuis, en ik zit hier maar te koekeloere in me eentje. Oh, wat ben ik blij dat jij dr bent. Ik was al bang dat je ook niet meer bij me zou willen komen. En wat mot ik dan? Dan maak ik er subiet een end an. Zo zeker as ik hier sta. Ik zet mevrouw in haar stoel, doe de gordijnen open, maak koffie en ga op onderzoek uit. Ondertussen spreek ik haar kalmerend toe, maar mevrouw blijft jammeren, ook al klinkt het al minder paniekerig.
Stuk voor stuk loop ik alle lampen na, steek hier en daar stekkers in stopcontacten, draai gloeilampen weer vast en merk dat bijna alles het gewoon doet op één lamp na, een oud kreng dat boven op de tv staat. Ook met een nieuwe gloeilamp erin weigert hij dienst. Er is waarschijnlijk iets doorgebrand, en ik beloof ook daarvoor een oplossing te bedenken. Ze is nu weer rustig en moet zelfs een beetje lachen om de bijzondere manier waarop ze me vanochtend heeft ontvangen. Ik dik het nog een beetje aan en vertel dat ik die ochtend totaal nergens op voorbereid met de sleutel de buitendeur opende, daarna de huiskamerdeur en plotseling in het halfduister vastgegrepen werd door… ik zoek naar een passende benaming, maar word in de rede gevallen. Ja, zeg het maar gerust, door het spook van de opera! En mevrouw giert het uit van het lachen. Ik weet heus wel dat het geen porum is zoals ik er uit zie.
De volgende dag neem ik van huis een schemerlampje mee dat al jaren ongebruikt in een kast staat en dat in haar interieur niet zal misstaan, en ook nog wat gloeilampen uit onze overvolle voorraadkast. Mevrouw vindt het schitterend. Wat een mooi ding zeg, precies me smaak. Nou ken ik weer wat zien. Het was hier zo akelig in het donker. Wat hep t gekost? Ik antwoord dat ze het van me cadeau krijgt, en dat ik het anders naar de kringloopwinkel zou brengen. Ze wil er niks van weten. Nee, ik wil je ervoor betalen en pakt haar portemonnee. Daar wil ik natuurlijk weer niets van weten en zo gaan de plichtplegingen een poosje over en weer.
|