bleven de woorden af en toe opspelen en onwillekeurig begon ik dan sneller te lopen.
Een andere gastheer vertoonde ook opmerkelijk gedrag, al was dat van een geheel andere orde. Bij hem (zelf verwoed wandelaar en fietser) kwamen we, weer na een hevige regendag, volkomen doorweekt aan. Zelfs onze bagage was nat tot aan de sokkenbolletjes onderin de rugzakken. Na een hartelijke ontvangst met thee en lekkernijen hield hij ons een wasmand voor. Stop alles wat nat is er maar in. Geneer je niet, ik zal niet kijken hoe nat of vies het is.
Onze natte schoenen zette hij met kranten erin bij de oven en de wasmachine ging aan. Na ruim een uur hoorden we kloppen op de kamerdeur. Trots liet onze gepensioneerde gastheer het eerste kleine stapeltje wasgoed zien. Alles door hem keurig gestreken en opgevouwen tot mijn slipjes aan toe. En iedere keer als hij weer een paar kledingstukken klaar had kwam hij die met een brede grijns aanreiken. Het werkte behoorlijk op onze lachspieren. Pas later begrepen we waarom hij dit deed. De man had tijdens zijn baan op een groot postkantoor gedroomd om na zijn pensionering een B&B-pension te starten, met als motto: het zijn gasten zo goed mogelijk naar de zin te maken. Hij wilde voor anderen doen wat hijzelf het meest gewaardeerd had als wandelaar of fietser in dergelijke pensions. Wij waren een van de eerste gasten in zijn net verbouwde pension. De volgende ochtend bracht hij ons, voorzien van door hem met zorg klaargemaakte lunchpakketten, met zijn jeep precies naar de plek waar we de vorige dag van de route waren afgeweken. Dit bezoek, zonder wrange nasmaak, had iets ontroerends.
Nummer drie bezorgde ons weer een andere ervaring. Door een vieze vent die zo een rol zou kunnen spelen in een griezelfilm werden we naar een slaapvertrek gebracht dat ronduit stonk. Het beddengoed deed zeer twijfelachtig aan en overal slingerden persoonlijke bezittingen, alsof de kamer net ontruimd was. Op het nachtkastje een kam en een haarborstel met de vette plukken haar er nog in. Op de grond een oud vloerkleed dat in maanden niet gezogen was. In de wijde omgeving was er geen ander adres te vinden, dus we besloten onze tegenzin te overwinnen en niet moeilijk te doen. "Neem lekker een bad," zei Rob "daar knap je van op na weer zon dag in de regen." In een aangrenzende ruimte vond ik een vuile roestige badkuip die ik eerst voor de zekerheid met diverse schoonmaakmiddelen bewerkte. Na een poosje zat ik in het warme water en ontdooide een beetje. Buiten begon het weer te flink te regenen en even later lekte er stralen vuil en koud water dwars door het dak op mijn hoofd en op andere plaatsen in het ligbad. Heel bijzonder.
s Avonds wachtte ons een nieuwe verrassing. De eigenaar beheerde ook een pub, en eens per week kwam de voltallige lokale jeugd in een ruimte direct onder onze slaapkamer bijeen. Om weinig zachtzinnig te darten, tafelvoetbal en andere spellen te spelen onder het genot van veel drank en keiharde muziek. Het lawaai en de opstijgende bierwalmen bezorgden ons steeds sterker wordende onlustgevoelens. Ook voelden we ons onveilig. De deur kon niet eens op slot. Straks kwam die enge vent dronken en wel naar boven om ons te beroven. We hoorden hem dwars door de herrie heen vloeken, schreeuwen, rochelen en met deuren smijten. Een aanzienlijk deel van z'n agressie was gericht op een hond, die op een binnenplaats was opgesloten. Aan het voortdurende blaffen te horen, niet zon kleintje.
We hebben het overleefd en keken de volgende ochtend uit het raam. Op het piepkleine binnenplaatsje zagen we een spuuglelijk gemetseld vijvertje met plastic waterlelies. Een grote herder liep er op dezelfde manier als sommige dierentuindieren in te kleine kooien, gefrustreerd en luid blaffend om heen. Om de zoveel tijd, als zijn baas er genoeg van had werd onder luid gevloek de deur opengesmeten en de hond uitgekafferd. Dan bleef het hoogstens een paar minuten stil en alles begon weer van voren af aan.
|