Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

Archief 2004, week 26

24 juni 2004

Sjans

Getuigenverklaringen van een bepaald voorval kunnen heel afwijkend zijn. Het komt zelfs voor dat iemand er absoluut zeker van is een bekende gezien te hebben, terwijl onomstotelijk bewezen is dat die elders vertoefde. Had zo iemand, net als ik, slechte ogen en veel fantasie?

Vrij snel nadat ik (de eerste keer) getrouwd was konden mijn man en ik een verwaarloosd winkelpand met aangrenzend woninkje huren. Voldoende voor ons en ons eerste kind. Door het bovenlicht van het huiskamerraam zag je de hoge huizen aan de overkant van de smalle straat. Een man die ergens in een van die huizen woonde groette me telkens als hij me op straat tegenkwam iets te uitbundig.

Op een dag kwam hij vlak na me bij de groenteboer binnen en direct op me af. "Hallo, hoe gaat het ermee? Ja, ik ken u wel hoor. U woont daar beneden in dat huisje. Ik kan precies bij u in de kamer kijken. Daar zie ik u dan bezig met de kleine." Hij lachte en knipoogde en deed duidelijk flirterig.
Thuisgekomen vertelde ik het mijn man, die er om moest lachen. Hij was absoluut niet jaloers van aard, vond het soms eerder een compliment als andere mannen belangstelling toonden. Ik vond het niet amusant. Voelde me opeens minder vrij als ik in de huiskamer was. Misschien was die man wel werkloos en zat hij de hele dag door het raam te koekeloeren.

Openlijk kijken of dat het geval was deed ik niet. Vond ik te opvallend. Dan zou hij het misschien verkeerd uitleggen. Alsof ik contact met hem zocht. Daarom keek ik heel vluchtig in het voorbijlopen even naar boven. Ja hoor, daar zat hij. Tussen de twee

Foto ontleend aan het AHF

opgebonden vitrages zag ik het hoofd van die man. Hij leunde met zijn armen op de vensterbank en tuurde bij mij naar binnen. Gelukkig had hij niet gezien dat ik keek. Hem negeren leek me het beste. Dan hield het wel op.

De dagen daarna kreeg ik er steeds meer last van. Soms vergat ik het, maar dan opeens merkte ik weer dat hij naar me zat te kijken. Ik voelde me bespied en overwoog vitrage voor het bovenlicht te kopen. Aan de andere kant vond ik dat ik het me niet moest aantrekken. Ik deed niets verkeerd, was uiteindelijk in mijn eigen huis. Toch zat hij daar nog steeds, zo stelde ik, af en toe stiekem omhoogkijkend, vast.

Op een zeker moment besloot ik tot de aanval over te gaan. Ik had er schoon genoeg van. Negeren hielp blijkbaar niet. Er zat niets anders op dan openlijk te gaan terugkijken. Ik pakte m'n bril die ik uit ijdelheid zelden droeg, zette hem op en zag... helemaal niemand. De schimmige roze vlek die ik met mijn sterk bijziende ogen had gezien was geen man, maar een plant op de vensterbank.
Ik was helemaal alleen in de kamer, maar het schaamrood steeg me naar de kaken. Dat mijn fantasie zo met me op de loop was gegaan. Ik moest er later ook wel om lachen, wie heeft er nou sjans met een bloempot?

21 juni 2004

Emmaus gekraakt!

In 1978 was ik vrijwilliger bij de Haagse Emmausgroep. We zaten toen in een pand aan de Lange Beestenmarkt, maar moesten omzien naar een nieuwe ruimte. Nou ja, nieuw is niet bepaald de juiste omschrijving. De verkoop van zogenaamde 'welvaartsresten' vond meestal plaats vanuit oude gekraakte gebouwen die lange tijd hadden leeggestaan. Ons oog was gevallen op twee panden en een kerk aan de Prinsegracht die op de nominatie stonden voor sloop. Samen met Simon kroop ik door een gat in een muur aan de achterkant van een van de panden; we bekeken alles en adviseerden de groepsleden dat we het maar moesten kraken.

Abbé Pierre, oprichter van de Emmausbeweging, had ooit het goede voorbeeld gegeven en na de tweede wereldoorlog huizen gekraakt voor daklozen. We hadden er dan ook geen enkel moreel probleem mee om voor het goede doel te kraken. Het waren twee monumentale grachtenpanden die jarenlang als klooster hadden gediend, met grote zalen en op de bovenste verdieping piepkleine kamertjes voor de nonnen of broeders. Alles van waarde was inmiddels uit het pand gesloopt. Hele deuren met kozijn en al, vloeren, tegels, alle lood, zink etc.

Bovendien had er op een bovenverdieping een flinke brand gewoed. Overal lekte het. Er was dus wel een behoorlijke portie moed en verbeeldingskracht voor nodig hier aan te beginnen.

Allereerst moest het pand veroverd worden op de mensen die gewend waren er van alles uit weg te halen. Dat was moeilijk en griezelig. Je wist nooit op welk moment er iemand binnen wilde komen, ook niet van welke kant en met hoeveel. Toch lukte het de Emmausgroep binnen korte tijd erkend en gerespecteerd te worden als vaste bewoners van de panden; het onwelkome bezoek stopte. Ondertussen was de oorlog verklaard aan het vuil. Iedere ruimte lag vol met puin, afval, weggedaan huisraad, ontlasting en wat al niet.
We gebruikten de tactiek om steeds één ruimte die we nodig hadden voor de verkoop of voor huisvesting van de groep leeg te ruimen door alles (tijdelijk) naar een andere ruimte te verplaatsen. Ramen werden gerepareerd met oud glas van kassen, lelijke muren opgeknapt door er gordijnen tegen aan te nieten. We waren creatief, want het mocht niets of bijna niets kosten.

Op een bepaald moment (ik was inmiddels geen vrijwilliger van Emmaus meer, maar had in een van de twee panden een Kringloopcentrum gevestigd) was ook de tuin rond de kerk onder handen genomen. Men wilde ook kippen houden en een enthousiasteling bouwde van afvalhout een kippenhok. De kippen hebben er echter nauwelijks gebruik van gemaakt, want op een dag was – tot grote ontsteltenis en hilariteit – het kippenhok... door een zwerfster gekraakt.
Wat nu? Er waren pertinente voor- en tegenstanders van 'uitzetting' die elkaar tijdens heftige debatten van hun gelijk probeerden te overtuigen. De vrouw was dakloos en had toch ook recht op een huis, al was het dan nog zo klein en primitief? Anderen vonden het een schande, want de vrouw maakte er een zooitje van. Naast het smerige matras dat zij naar binnen had gesleept, lagen de bewijzen van haar trieste leven: drankflessen, gebruikte condooms, peuken, lege shagpakjes en andere viezigheid.

Het Kringloopcentrum organiseerde wel eens rondleidingen door de panden en de tuin om o.a. de grote composthoop te showen waar mensen uit de buurt hun emmertjes met schillen brachten. De kerk was opgeknapt en werd gebruikt door de Studentenecclesia. Buurtbewoners kwamen in de tuin wandelen of hun hond uitlaten, kinderen speelden er. Dat gekraakte kippenhok was, volgens sommigen, een aanfluiting, anderen zaten er niet mee.
Er was zelfs iemand die beweerde dat de kippen toch nooit in het hok wilden zitten; overdag liepen ze vrolijk door de tuinen, 's avonds vlogen ze de bomen in waar ze bleven bivakkeren tot de volgende ochtend.
Een ander vond dat je het zo'n verslaafde niet te gemakkelijk moest maken. Uiteindelijk werden er in de Emmaus-communauteit zelf ook geen gebruikers toegelaten. Weer een ander had het over de Leegstandswet en vond dat de vrouw precies hetzelfde deed wat de Emmausmensen ook deden. En hoe kon je demonstreren voor de Leegstandswet en er zelf niet naar handelen?

De discussie werd grimmiger en langer, de gemoederen liepen hoog op en de beide kampen kwamen geen steek verder. Tot op een ochtend een van de tegenstanders (een grote potige kerel) er blijkbaar zo genoeg van had dat hij een moker pakte en met een paar rake klappen het hele kippenhok in elkaar sloeg. Een nieuw hok is er nooit meer gekomen.

Een overzicht van de Nederlandse Emmausgroepen vindt u hier.