Bovendien had er op een bovenverdieping een flinke brand gewoed. Overal lekte het. Er was dus wel een behoorlijke portie moed en verbeeldingskracht voor nodig hier aan te beginnen.
Allereerst moest het pand veroverd worden op de mensen die gewend waren er van alles uit weg te halen. Dat was moeilijk en griezelig. Je wist nooit op welk moment er iemand binnen wilde komen, ook niet van welke kant en met hoeveel. Toch lukte het de Emmausgroep binnen korte tijd erkend en gerespecteerd te worden als vaste bewoners van de panden; het onwelkome bezoek stopte. Ondertussen was de oorlog verklaard aan het vuil. Iedere ruimte lag vol met puin, afval, weggedaan huisraad, ontlasting en wat al niet. We gebruikten de tactiek om steeds één ruimte die we nodig hadden voor de verkoop of voor huisvesting van de groep leeg te ruimen door alles (tijdelijk) naar een andere ruimte te verplaatsen. Ramen werden gerepareerd met oud glas van kassen, lelijke muren opgeknapt door er gordijnen tegen aan te nieten. We waren creatief, want het mocht niets of bijna niets kosten.
Op een bepaald moment (ik was inmiddels geen vrijwilliger van Emmaus meer, maar had in een van de twee panden een Kringloopcentrum gevestigd) was ook de tuin rond de kerk onder handen genomen. Men wilde ook kippen houden en een enthousiasteling bouwde van afvalhout een kippenhok. De kippen hebben er echter nauwelijks gebruik van gemaakt, want op een dag was – tot grote ontsteltenis en hilariteit – het kippenhok... door een zwerfster gekraakt. Wat nu? Er waren pertinente voor- en tegenstanders van 'uitzetting' die elkaar tijdens heftige debatten van hun gelijk probeerden te overtuigen. De vrouw was dakloos en had toch ook recht op een huis, al was het dan nog zo klein en primitief? Anderen vonden het een schande, want de vrouw maakte er een zooitje van. Naast het smerige matras dat zij naar binnen had gesleept, lagen de bewijzen van haar trieste leven: drankflessen, gebruikte condooms, peuken, lege shagpakjes en andere viezigheid.
Het Kringloopcentrum organiseerde wel eens rondleidingen door de panden en de tuin om o.a. de grote composthoop te showen waar mensen uit de buurt hun emmertjes met schillen brachten. De kerk was opgeknapt en werd gebruikt door de Studentenecclesia. Buurtbewoners kwamen in de tuin wandelen of hun hond uitlaten, kinderen speelden er. Dat gekraakte kippenhok was, volgens sommigen, een aanfluiting, anderen zaten er niet mee. Er was zelfs iemand die beweerde dat de kippen toch nooit in het hok wilden zitten; overdag liepen ze vrolijk door de tuinen, 's avonds vlogen ze de bomen in waar ze bleven bivakkeren tot de volgende ochtend. Een ander vond dat je het zo'n verslaafde niet te gemakkelijk moest maken. Uiteindelijk werden er in de Emmaus-communauteit zelf ook geen gebruikers toegelaten. Weer een ander had het over de Leegstandswet en vond dat de vrouw precies hetzelfde deed wat de Emmausmensen ook deden. En hoe kon je demonstreren voor de Leegstandswet en er zelf niet naar handelen?
De discussie werd grimmiger en langer, de gemoederen liepen hoog op en de beide kampen kwamen geen steek verder. Tot op een ochtend een van de tegenstanders (een grote potige kerel) er blijkbaar zo genoeg van had dat hij een moker pakte en met een paar rake klappen het hele kippenhok in elkaar sloeg. Een nieuw hok is er nooit meer gekomen.
Een overzicht van de Nederlandse Emmausgroepen vindt u hier.
|