3 juni 2004
Verslavingszorg (5) Even schrikken
Toen ik werkte in een kliniek voor drugsverslaafden kreeg ik vaak de opmerking dat het vast heel moeilijk en zwaar werk zou zijn. Mijn antwoord daarop was dat het wel meeviel. In de kliniek waar ik werkte kwamen alleen mensen die al afgekickt waren en gemotiveerd om een pittig programma te volgen. Lastiger was soms de tegenwerking van partners.
Van de geliefde van een van de vrouwen die bij ons opgenomen was kregen we om de haverklap dreigbrieven en vervelende telefoontjes. De man zag het absoluut niet zitten dat zijn vriendin voor zo'n lange periode uit zijn leven verdween. Hij had jaren geleden ook een tijdje op de Essenlaan doorgebracht, maar was er niet in geslaagd het programma af te ronden. Omdat hij uit het programma verwijderd was, had hij een grote wrok tegen de leiding. En nu zat zijn vriendin uitgerekend bij ons. Dat accepteerde hij niet.
In de staf werd besproken dat we een gesprek met hem moesten organiseren. Normaal was ik de aangewezen persoon voor de contacten met de buitenwacht, maar nu werd besloten dat de arts er als 'sterke man' bij moest zijn. De man had uiteindelijk gedreigd de commune in de fik te steken en bommen te plaatsen. Ondanks de aanwezigheid van mijn collega was ik gespannen. Eerst wilden we met hem alleen praten, en afhankelijk van het verloop zou een tweede gesprek met zijn vriendin erbij plaatsvinden.
Op de afgesproken tijd belde hij aan. We lieten hem binnen, vroegen wat hij wilde drinken en deden zo relaxed mogelijk. Het gesprek verliep in eerste instantie beter dan we verwacht hadden. Tot het moment dat hij hoorde dat hij zijn vriendin nog niet zou kunnen spreken en eerst een urinetest moest ondergaan om er zeker van te zijn dat hij clean was. Hij vertelde dat hij al lange tijd niet meer gebruikte, maar dat zeggen er zo veel.
Op dat moment werd hij woest. "Vertrouwen jullie me soms niet?" schreeuwde hij, gevolgd door allerlei verwensingen en vloeken. Direct daarna stond hij op en beende naar zijn jas die vlak bij de deur aan de kapstok hing. Onder die jas bleek een dun linnen tasje te hangen dat we bij binnenkomst niet hadden gezien. Hij greep het tasje en we zagen in een fractie van een seconde dat er iets van metaal uitstak. Help, het lijkt wel de loop van een wapen; als dat maar goed afloopt, schoot het door me heen. Mijn collega, die opgesprongen was, zag blijkbaar hetzelfde en we keken elkaar aan. Ook hij was geschrokken. De man liet ondertussen zijn hand in het tasje verdwijnen en pakte het voorwerp.
Later hebben we het er nog vaak over gehad en hard om gelachen. Het was een fietspompje dat hij in de haast weg te komen al vast tevoorschijn haalde. Zijn fiets stond voor de deur en het pompje had hij waarschijnlijk tegen diefstal in het tasje gedaan, en zou buiten weer op de fiets geklemd worden. Toen dat duidelijk was hadden we ons zelf weer onder controle. Van onze paniek had hij blijkbaar weinig of niets gemerkt. We wisten de man daarna tot bedaren te brengen en terug op zn stoel te krijgen en lieten nieuwe koffie aanrukken. Het gesprek en de gesprekken erna verliepen verder redelijk. Van dreigbrieven en ander hinderlijk gedrag was geen sprake meer.
|