15 maart 2004
Terminale thuiszorg
We leefden al jaren zuinig en hielden geld over. Een van onze spaardoelen was om vroeger te stoppen met werken. Toen we dat bijna bereikt hadden, besloten we om eerst een lang sabbatical te houden. Dat begon in juni 1998. Een groot deel van onze 'zee aan vrije tijd' werd prima ingevuld met uitrusten, opruimen, familie, vrienden en vakanties, maar het bleek niet voldoende. Helemaal niet meer werken was minder leuk dan we gedacht hadden. We hadden afgesproken anderhalf jaar geen betaald te doen, dus ging ik op zoek naar vrijwilligerswerk.
Het werd terminale thuiszorg. Na een korte cursus waarin ik leerde hoe je een zwaar ziek iemand het beste verzorgt (anders liggen, opfrissen, te drinken geven, toiletbezoek, etc.) werd ik geschikt bevonden. Wekelijks zou ik twee dagdelen van vier uur ingezet worden. In totaal kwam ik bij zeven mensen. Het werk is zinvol en dankbaar, want de naaste familieleden of andere verzorgenden, die het meestal erg zwaar hebben, worden even ontlast. Kunnen iets voor zichzelf doen en verlaten meestal direct het pand om te genieten van de ochtend of middag vrij.
Bijna steeds ontstond er een grote intimiteit met de patiënten. Bij de een hoorde ik tot in de finesses het gehele levensverhaal met alle vrolijke en verdrietige details. Bij een ander telkens, alsof ik er voor de eerste keer kwam, hetzelfde verhaal. Het viel me op dat de meeste mensen ondanks de wetenschap nog maar heel kort te leven, vrij opgewekt en rustig zijn, op één uitzondering na.
Bij een oudere man, die er slecht aan toe was, had de familie pas laat een beroep gedaan op hulp van buitenaf. De eerste keer dat ik kwam bleek dat mijnheer sinds kort blind was. Daar had hij het erg moeilijk mee, maar hij kon nog wel praten en contact maken. Hij vertelde teleurgesteld te zijn in zijn huisarts die euthanasie botweg geweigerd had. Mijnheer leed veel pijn en ik kon me goed voorstellen dat hij dat wilde. De tweede keer was hij verder verslechterd en helemaal doof geworden.
De derde en tevens laatste keer verliep ronduit turbulent. Mijnheer lag nu in een bed met hekken eromheen. Bij binnenkomst sliep hij. Zijn vrouw moest naar het ziekenhuis voor een onderzoek en voelde zich duidelijk bezwaard de zorg voor haar man aan mij over te laten. Ze drukte mij op het hart te voorkomen dat haar man, die erg onrustig kon zijn, uit zijn bed zou klimmen of vallen.
Na ongeveer tien minuten werd hij wakker en wat er zich de komende uren afspeelde zal ik niet snel vergeten. Mijnheer probeerde op alle mogelijke en ónmogelijke manieren uit bed te klimmen. Aan de voorkant, aan het hoofdeinde en aan de achterkant. Ondertussen onverstaanbare klanken uitstotend, huilend en met zijn magere armen in de lucht graaiend. Wat moest ik doen? Als ik hem terugduwde en toedekte, dan hielp het hooguit een minuut. Met dubbele energie kwam hij telkens weer overeind, probeerde houvast te krijgen aan de bedspijlen en dan begon hij opnieuw, het kussen en dekbed in het gevecht betrekkend.
Inmiddels realiseerde ik me dat er sprake was van een absurde, knap lastige situatie. Daar was ik tijdens de cursus niet op voorbereid: een patiënt in paniek. Ik kon het me goed voorstellen; je zal maar blind en doof zijn, pijn hebben, bang en blijkbaar volkomen gedesoriënteerd zijn. Hem even alleen laten om een natte waslap of iets te drinken te halen was uitgesloten. Bij een val uit bed zou hij zich ernstig kunnen verwonden, en ik zou hem er in mijn eentje nooit meer in krijgen. Het zweet brak me uit. Dit was niet lang vol te houden.
Op een bepaald moment kreeg ik mijn patiënt met veel moeite weer op zijn rug, met het hoofd op het kussen en min of meer onder het dekbed. Bij het toedekken greep hij me plotseling met beide handen stevig vast. Mijn eerste reactie was me lostrekken, maar ik bedacht me. Misschien werd hij wat rustiger als hij wist dat er iemand dicht bij hem was. Dit was voor hem uiteindelijk de enige manier om dat te ervaren. Ik liet het zo. Gelukkig, dat hielp enigszins. Ik probeerde wel een iets minder ongemakkelijke houding aan te nemen, min of meer hangend over de rand van het hek.
Toen z'n greep minder krampachtig werd maakte ik met moeite één hand los en klopte en streelde daarmee, zoals je dat bij een klein kind doet dat gevallen of bang is, zijn armen en schouders. Daar werd hij wat rustiger van. Zo ben ik zeker nog een uur in de weer geweest voordat hij in slaap viel en ik me los kon maken. Ik was kapot, moest dringend naar het toilet en had pijn in mijn rug. Een paar dagen later hoorde ik dat hij overleden was.
|