we een pad dat ongeveer op dezelfde hoogte blijft. Na een aantal kilometers kruisen we dan een pad dat weer naar boven gaat.
Eerst stribbelde ik tegen, het ging om een onherbergzaam oord. En we zouden minstens tien liter water moeten meesjouwen. Halverwege de canyon heerst een woestijnklimaat en er zijn slangen, giftige spinnen en andere minder gezellige dieren. Thuis lees ik graag spannende reisverhalen, maar nu ik zelf zo'n gebied zou betreden, was ik minder enthousiast. 'Het is echt niet gevaarlijk, voor de avond zijn we terug in ons hotel,' wist Rob me uiteindelijk te overtuigen. 's Ochtends vertrokken we, bepakt met voldoende water, eten, zonnebrillen, extra kleding, kaart en kompas. In het begin zagen we nog wel toeristen, maar al snel werd het stiller om ons heen. Het pad kronkelde steil naar beneden en het uitzicht was indrukwekkend. De kleuren en bijzondere vormen van de bergen en rotspartijen waren prachtig. We stopten geregeld om van al dat moois te genieten, de stank van muilezels (waarop sommige toeristen zich lieten vervoeren), het opwaaiende stof en de stijgende temperatuur voor lief nemend.
Halverwege aangekomen, bij Indian Gardens namen we de afslag naar het horizontale pad, de Tonto Trail, door het gedeelte waar een woestijnklimaat heerst en een hete droge föhn waait. Al snel hoorden we ratelslangen tussen de lage droge struiken en rotsblokken. We waren inmiddels behoorlijk bezweet en onze gezichten zaten onder het stof. Om niet levend te verbranden trokken we alles wat we aan kleding bij ons hadden aan. Twee T-shirts als een soort tropenhelm. We kwamen na een half uur een vrouw tegen die dezelfde tocht maakte, maar dan in tegenovergestelde richting.
Of het nu door vermoeidheid kwam of de hitte, we weten het niet, maar we verdwaalden. Steeds weer dacht Rob de afslag naar boven achter de volgende rots te vinden, maar dan werd het weer de volgende rots enzovoort. Het was al vijf uur in de middag en de watervoorraad was geslonken tot ongeveer een liter. We waren doodmoe. Ik was er het slechtst aan toe en voelde me lamlendigheid en apathisch. Het liefst was ik in de schaduw van een grote kei gaan liggen om niet meer op te staan. Angst voelde ik niet, het kon me eigenlijk allemaal niets meer schelen. Dat ik in Europa nog familie en kinderen had raakte me op de een of andere manier niet echt, het leek allemaal erg onwerkelijk en ver weg. Symptomen van wat later een flinke heat exhaustion bleek te zijn.
De ernst van de situatie drong zo langzamerhand ook tot Rob door. We stopten en de kaart werd nog eens grondig bestudeerd. Door uiteindelijk de vormen van de rotsen te vergelijken met die op de kaart, ontdekte hij dat we maar liefst vijf kilometer te ver waren doorgelopen. We besloten om niet meer naar het pad omhoog te zoeken, maar dezelfde weg terug te lopen, of tenminste tot de plek waar we een heel klein stroompje water hadden gepasseerd. Waarschijnlijk was het drinken van dat water gevaarlijk, maar liever een infectie of darmkrampen, dan vergaan van de dorst. Eerder hadden we in een reisgids gelezen dat er jaarlijks een aantal doden uit de canyon moeten worden opgetakeld. Er verdwaalden blijkbaar meer mensen. Een absurd idee, want als je omhoog keek, dan zag je over de rand van de canyon mensen lopen en uitkijken, ongetwijfeld voorzien van grote bekers cola, ijsjes en zakken chips.
Na weer anderhalf uur lopen, ik was nu echt ziek en koortsig, hoorden we plotseling stemmen. Mensen! Vlak bij de plek waar we het water hadden gezien troffen we een vader met twee dochters die hun kamp maakten, geroutineerde canyon kampeerders. Het eerste wat ik zag waren hun plastic containers vol water. De man vroeg of we water nodig hadden. Antwoorden lukte nauwelijks. Niet van emotie, maar omdat mijn mond en keel uitgedroogd waren. Dankbaar nam ik een zon container met ongeveer twee liter water in ontvangst. Later hoorde ik van een Vietnamveteraan dat je in dit soort hitte altijd op een kiezelsteentje moet sabbelen, alsof het een snoepje is. Dan drogen je mond en keel niet zo snel uit. In onze toestand was doorlopen absoluut niet verantwoord. We moesten op deze plek overnachten.
Die nacht zal ik nooit vergeten. We lagen op de keiharde grond en probeerden te slapen. We verwachtten een koude nacht, maar het bleef tot onze verbazing bloed en bloedheet. Omdat ik over mijn hele lijf gloeide maakten we alles wat we aan kledingstukken bij ons hadden nat in het modderige watertje en ik bedekte daar mijn lichaam mee. Ik was klaarwakker en voelde me onder die heldere sterrenhemel in de overweldigende natuur ontzettend nietig. Een diep respect voor de indianen die ooit in dit gebied hadden geleefd overviel me. En dankbaarheid dat ik dit, ondanks alles meemaakte.
Rob had een rugzakje met wat resten hard geworden brood onder zijn hoofd gelegd als kussen. Later hoorden we dat je dat nu juist niet moet doen in verband met allerlei dieren die op de reuk afkomen en je kunnen aanvallen. Je kunt je eten beter wat verder van je slaapplek in een boom hangen. De volgende ochtend vroeg maakten we bij vertrek weer een fout door onze schoenen aan te trekken zonder ze te controleren op de gevaarlijke black widow spiders. Die schijnen daar bij voorkeur in te kruipen.
De reis naar boven heb ik puur op wilskracht volbracht. Ik voelde me koortsig, uitgeput en ziek. Rob was er stukken beter aan toe. Halverwege bij de Indian Gardens kregen we van een hardloper die daar aan het trainen was en ons in een vrij deplorabele toestand aantrof een deel van zijn dagproviand. Sinaasappels en chocoladekoekjes. Ik zal het nooit vergeten en kon de man wel zoenen, zo aardig vond ik wat hij deed. We zagen er inderdaad niet uit. Lappen op ons hoofd tegen de zon. Onze gezichten getekend door uitputting, zweet, vuil en stof.
Boven aangekomen bracht Rob me naar de hotelkamer. Bij de receptie van het hotel vertelde hij van ons avontuur en vroeg of we nog een extra nacht konden bijboeken vanwege mijn gezondheidstoestand. Andere toeristen voor hem werden ondanks bidden en smeken weggestuurd; vol is vol was het antwoord. Voor ons werd echter direct een uitzondering gemaakt. Speciaal voor noodgevallen waren er altijd extra kamers beschikbaar. Die nacht sliep ik goed. Al had ik nog
|