Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

DOSSIER

4 februari 2004

Vietnam (1)
"Johnson molenaar!"

Het afgelopen najaar bezochten mijn man en ik Vietnam met een groep donateurs van het Medisch Comité Nederland Vietnam (MCNV). Die organisatie vierde dat jaar haar 35 jarig bestaan met een benefietavond in Carré en met een aantal speciale reizen. Op het programma stonden, naast toeristische en culturele attracties, bezoeken aan projecten die door de donateurs van het MCNV worden gesteund.

Nooit eerder bezocht ik een land in de tropen. Dat leek me op zich al een indrukwekkende ervaring. Maar speciaal Vietnam was een lang gekoesterde wens. In de jaren zestig deed ik mee met de grote demonstraties tegen de Vietnamoorlog. Na de Chinezen en de Fransen waren het de Amerikanen die het land bezet hielden. Die leverden, samen met de Zuid Vietnamezen, strijd tegen het communistische Noorden. Ze hielden er ronduit verschrikkelijk huis, bombardeerden grote bosrijke gebieden met Agent Orange, een ontbladeringsmiddel dat veel dioxine bevat. Meer dan twee miljoen doden vielen aan Noord Vietnamese kant en er zijn nog steeds 600.000 invaliden door die dioxinevergiftiging.

Studenten, arbeiders en intellectuelen liepen door de straten van Amsterdam en demonstreerden tegen Amerika. De toenmalige president Johnson werd massaal uitgescholden voor moordenaar. De politie greep in, een bevriend staatshoofd beledigen mocht niet. Geen probleem, vanaf dat moment was het: Johnson molenaar.
Uit die tijd dateren gevoelens van solidariteit en bewondering voor de Vietcong, het Noord Vietnamese leger dat zich niet klein liet krijgen. Over hen hoorde je de meest fantastische, tot de verbeelding sprekende verhalen. Over ondergrondse gangen, waar boeren/vrijheidsstrijders zich jaren lang schuilhielden. In de gangenstelsels van verschillende étages boven of beter gezegd onder elkaar leefden mannen, vrouwen en kinderen. Er vonden bevallingen plaats en er werden operaties

verricht onder zeer primitieve omstandigheden. Elektriciteit om bij te lichten werd opgewekt door hard te trappen op een fiets die op een standaard stond, de koplamp gericht op de operatietafel.

Na 1975 toen de oorlog eindigde met de overwinning door de Vietcong, waarna Noord en Zuid Vietnam één land werden, ging de medische hulp vanuit Nederland en andere landen door. Het Medisch Comité was geweldig populair en had in die tijd een veelvoud van de huidige donateurs. Nu is dat aantal door vergrijzing van het bestand geslonken tot zon 16.000. Zij zijn nog steeds in staat jaarlijks een miljoen euro bijeen te brengen, waarmee meer dan honderd projecten gesteund worden. Op hun site is daar meer over te vinden.

Naar dat land, en die projecten, wilde ik dolgraag toe om met eigen ogen te zien, en te ervaren wat het Vietnamese volk tot stand heeft gebracht na die afschuwelijke oorlog. (wordt vervolgd)

18 februari 2004

Vietnam (2)
Bikes of Burden

Op 28 oktober 2003 vertrekken we. Dit keer nam ik het initiatief voor een reis. Meestal doet Rob dat. In het begin trekt Vietnam hem helemaal niet aan, maar hoe dichter de vertrekdatum nadert hoe enthousiaster hij wordt.

Al in de voorbereidingstijd komen we tot een aantal 'ontdekkingen'. Op de wereldbol lijkt Vietnam misschien klein, maar in werkelijkheid is het weliswaar smal, maar heeft een enorme lengte. Hemelsbreed 1.500 km. Vergelijkbaar met de afstand tussen Den Haag en Portugal. De kust loopt in een s-bocht en is ongeveer 3.000 km lang.

Rob vindt het vervelend geen woord Vietnamees te spreken en informeert naar een taalboekje voor beginners. Mensen die het kunnen weten raden af daar aan te beginnen, want Vietnamees is te moeilijk. Elke klinker kan op zes manieren worden uitgesproken en dat geeft een woord steeds volledig andere betekenissen. Dat plan lieten we dus maar varen. Met Engels en Frans kun je ook goed uit de voeten, zeker in de steden.

Na een uitputtende reis (10.000 km), in een vliegtuig dat meer van een ruimteschip wegheeft, komen we aan in Ho Chi Minh City (HCMC, de hoofdstad van het vroegere Zuid Vietnam, toen nog Saigon geheten). Daar wonen zeven miljoen mensen en die lijken zich allemaal per fiets of brommertje te verplaatsen.
Het liefst over de hele breedte van de straat. Slechts hier en daar een auto of bus ertussen. De eerste indruk is dat het om kleine, tengere, lichtgekleurde mensen gaat. Als ik van de straat terugkijk naar ons reisgezelschap, dan zie ik opeens een  club plompe, bleke reuzen in de bus zitten. Een rare gewaarwording.

De Vietnamese vrouwen dragen conische van bamboe gevlochten hoeden. Daaronder vaak zonnebrillen, en voor de rest van het gezicht een driehoekige lap. Een vreemde ervaring; het lijkt wel of overal bandieten rijden, op weg naar een overval. De gids stelt ons gerust. Dit is heel normaal. Vrouwen dragen zulke lappen tegen de luchtverontreiniging, maar vooral om niet bruiner te worden dan ze al zijn. Dat vinden ze lelijk. Hun blote armen bedekken ze om diezelfde reden met synthetische handschoenen. Die reiken

bijna tot aan de oksels en zijn van het type dat je hier vroeger zag dragen bij een avondtoilet.

En dan die brommertjes. Wat daar allemaal op zit of aan hangt. Hele families: vader, moeder en drie kinderen tellen we op één brommer. Er zijn bijna geen vrachtwagens, zo goed als alles wordt per tweewieler vervoerd: stapels dozen en manden. Een knots van een tweepersoonsbed met matras op de fiets ergens bezorgen? Geen probleem. Een winkelruit van een paar meter hoog en breed afleveren, of een dressoir? Komt voor elkaar.

En dan de rijdende bedrijfjes. Talloze mobiele restaurantjes, gedreven door vrouwen die in een mum van tijd hun hele hebben en houwen (kooktoestellen, potten, pannen, zakken met voedsel, kommen, tafeltjes, stoeltjes enz.) van de fiets of brommer laden. Binnen de kortste keren zitten de klanten gezellig te eten. Of een rijdende vissenwinkel, met honderden plastic zakjes met goudvissen. Tientallen vogelkooien, een rijdend suikerspinapparaat en ga zo maar door. Je kijkt je ogen uit.
(wordt vervolgd)

Met een partij velgen op weg naar de volgende fase in het  productieproces.
Foto uit het net verschenen boek Bikes of Burden, met 148 prachtige fotos van fotograaf Hans Kemp.
Zie ook zijn website

24 februari 2004

Vietnam (3)

Hoofddoel van onze reis naar Vietnam was het bezoeken van verschillende projecten van het Medisch Comité Nederland Vietnam (MCNV). Een groep van twintig donateurs had zich voor deze reis aangemeld. Opvallend was dat de meesten normaal gesproken nooit een groepsreis zouden maken. Sterker nog: de riebels kregen bij het idee alleen. Misschien was het daarom een aangenaam gezelschap met wie we drie weken reisden door heel Vietnam zonder dat er één wanklank viel.

Het MCNV ondersteunt o.a. projecten waar traditionele geneeswijzen worden toegepast. In het kader daarvan bezochten we een boeddhistische kruidentuin en apotheek annex massage-instituut. De kruidentuin was schitterend, met prachtige planten en bloemen. En vlinders met het formaat van kleine vogeltjes. Al het tuinwerk wordt door vrijwilligers gedaan en ik kreeg meteen zin me aan te melden, ware het niet dat Vietnam nogal ver van Den Haag ligt.

Daarna gingen we naar de apotheek. Onder het genot van een heerlijke kruidenthee, kregen we kregen een uiteenzetting over hun werkwijze. Een aantal van ons mocht bovendien een massagebehandeling ondergaan. Rob duwde mij direct naar voren, dat was echt iets voor mij, zei hij. Maar het pakte anders uit. Ten eerste stootte ik keihard mijn hoofd bij het beklimmen van de trap naar de behandelruimte. Vietnamezen zijn gemiddeld een kop kleiner en daar kom je op zo'n moment ondubbelzinnig achter. Enigszins duizelig liep ik verder naar een hokje met ligbank en gordijn. Een n het wit gekleed vrouwtje gebaarde dat ik mijn bovenkleding moest uittrekken en bril afzetten. Zelf deed ze rubber handschoenen aan. Daarna was ze wat in de weer met lucifers en ik hoorde gerinkel van serviesgoed of glaswerk. Wat er toen gebeurde maakte me niet vrolijk.)

Gloeiende glazen potjes werden overal op mijn rug gezet, van tevoren vacuüm getrokken door er heel kort een brandend fakkeltje onder te houden. Je huid wordt een paar centimeter in het potje getrokken. Goed voor de bloedsomloop en allerhande kwalen, volgens de apotheker. Het aanbrengen deed al pijn, maar het lostrekken - na een minuut of tien - was nog veel erger.

Die methode heet cupping, en is vast ergens heel goed voor, maar dat heb ik niet gemerkt. Protesteren vond ik kleinzerig en kinderachtig, dus hield ik mijn mond, maar dit was eens en nooit weer. Het was al met al een echte 'experience', die donkerblauwe en paarse ronde vlekken op rug, schouders en borst achterliet. Later zag ik hier en daar Vietnamese mannen die vanwege de hitte met ontbloot bovenlijf rondliepen en net zo toegetakeld waren.

Het 'normale' massagegedeelte verliep eveneens behoorlijk hardhandig. Op mijn gezicht werden na afloop bij de slapen kleine blauwe plekken zichtbaar. Nogal aangedaan kwam ik na een klein uur de trap afstrompelen en hoorde dat de enige mannelijke vrijgezel van onze groep al na vijf minuten een eind had gemaakt aan de gratis marteling. Bij het zien van de vriendelijk lachende tengere behandeldames had hij zich iets heel anders voorgesteld…
(wordt vervolgd)

Foto: Beren Patterson, die een mooie foto-website over Vietnam heeft.

25 maart 2004

Vietnam (4)
Sjouwvrouwen

Voor Nederlanders is Vietnam een bijzonder voordelig vakantieland. We betaalden er bijvoorbeeld voor internetten 23 cent per uur en voor een complete en lekkere vegetarische maaltijd 16 cent per persoon. Vervoer per cyclo (zon fietskar) kostte één dollar per uur. Een nogal genante ervaring trouwens, om met onze dikke lijven door een zwaar transpirerend tenger mannetje rondgereden te worden. Toch 'vochten' de cyclomannen bijna om ons, want voor een dollar moeten anderen een halve dag werken.

Sinds begin jaren 90 handel en ondernemen min of meer door de communistische regering zijn vrijgegeven groeit de economie als kool met zo'n zeven procent per jaar. Vijftien jaar geleden was er nog hongersnood, nu is Vietnam het tweede rijstproducerende land ter wereld. En na Brazilië het tweede koffie-exporterende land. Overal bruist het van de energie en werklust. Dat is onder andere te zien aan de huizen die overal uit de grond gestampt worden.

Iedereen probeert een graantje mee te pikken door zelf iets te fabriceren of te verkopen. Het weer is goed, dus wordt er veel buiten gewerkt. Aan de ene kant van de straat worden rieten matten op de stoep uitgerold en met een grote kwast in de lak gezet. Aan de overkant verkoopt men grafstenen. Voor het volgestouwde winkeltje zitten twee mannen letters uit te hakken op zwarte steen. Weer iets verder een fietsenmaker die op het trottoir een band plakt. Hij heeft meer ruimte nodig en legt het wiel doodleuk op straat, zo op het oog zonder op het verkeer te letten. De fietsers en bromfietsers rijden er volkomen stoïcijns omheen. In Nederland zou dat wel anders gaan.

Ook zie je veel vrouwen, met een soort juk op een van de schouders. Daaraan twee manden met koopwaar. Bananen, grote groene grapefruits, brood of kleding. Ook zien we vrouwen die niets verkopen, maar ingehuurd zijn als sjouwer. Zij lopen op een drafje, er voor zorgend dat de zware manden of andere last in een goed ritme met hen meedeint. Of ze zeulen met grote vrachten hoog opgestapeld op karretjes.

In de Engelstalige Sunday Viet Nam News van 9 november 2003 lazen we over de miserabele omstandigheden van deze sjouwvrouwen. De meesten komen van het platteland en werken op en rond markten van grote steden. Daar laden en lossen ze groente, vis en fruit. Werk dat veelal 's nachts gedaan wordt.
Overdag slapen ze in goedkope herbergen. Van de 30.000 dong (twee dollar), die zij met dit werk per dag verdienen, zijn ze eenderde kwijt aan logies, voedsel, kleding en bewassing. De rest sturen ze naar het thuisfront.
Zij doen dit zware werk zo ver van huis, omdat er in de dorpen geen geld te verdienen valt. De zorgen om wat zich thuis met kinderen en andere familieleden afspeelt zijn groot. Daarbij komt de angst voor lichamelijke problemen waardoor ze het werk op den duur niet kunnen volhouden. Verzekeringen zijn er niet. Als je ziek wordt, verdien je niets.

Thuisgekomen liet dit bericht me niet los. Er zou toch iets ter verbetering van het lot van deze vrouwen ondernomen moeten worden? Het MCNV heeft meer dan honderd projecten in Vietnam, gericht op de allerarmsten, en daar horen deze vrouwen ook onder. Daarom heb ik een voorstel bij het MCNV ingediend. Zij zijn het best in staat contacten te leggen met de locale organisaties waarmee ze altijd samenwerken om na te gaan welke hulp eventueel gewenst is. Ik ben benieuwd wat eruit komt.
(wordt vervolgd)

6 april 2004

Vietnam (5)
Bikes of Burden

Een tijdje geleden berichtte ik over het fotoboek van Hans Kemp over  Vietnamese brommers. De uitgever ervan heeft me gevraagd door te geven dat er tot 1 juli 2004 een speciale actie is om het goedkoper te kopen. Niet in de boekhandel, maar wel via: http://hanskemp.vietnamjourney.nl

19 april 2004

Vietnam (6)
Ogen in je rug?

In oktober/november 2003 waren Rob en ik drie weken in Vietnam. Zoals in eerdere bijdragen in het Vietnam-dossier beschreven, was het verkeer een van de eerste overweldigende ervaringen. Rob loopt er al een hele tijd op te broeden wat er nu zo speciaal aan was. Hij is er zon beetje uit. De onderstaande bijdrage is dan ook door hem geschreven.

Foto van Hans Dahlin uit Zweden. Meer fraais over Vietnam op zijn site (in het Engels).

Onze eerste kennismaking met dat verkeer was vanuit de veilige beschutting van een bus. Toch was het overweldigend. We reden door HCMC, Ho Chi Minh City, het voormalige Saigon, en zagen die onophoudende stroom van duizenden en duizenden brommertjes, met daartussen af en toe een auto, bus of vrachtwagen. In HCMC wonen 7 miljoen mensen met - geloof ik - 3 miljoen brommertjes en ze lijken allemaal altijd op weg te zijn naar elkaar, één krioelende massa.

Een paar uur later sta je dan met zn tweetjes aan de rand van het trottoir van een brede avenue, en je wilt... oversteken. Maar de moed vergaat je; het blijft maar rijden, niet hard, wel met een constante snelheid, vlak achter en door elkaar. De Lonely Planet gids had ons wel een hart onder de riem gestoken. Je zou je er gewoon moeten instorten en vooral doorlopen. Niet twijfelen, gewoon in hetzelfde tempo doorgaan tot de overkant. Dat deden we, onzeker en ons hart vasthoudend. En inderdaad bereikten we de overkant zonder kleerscheuren.

Na een tijdje ben je eraan gewend en ontdek je dat je eigenlijk weinig kan overkomen. Sterker nog, dat je - bij wijze van spreken - je ogen dicht kan doen en gewoon naar de overkant lopen. Ik raad het niet aan, maar we ontdekten dat er toch wel iets speciaals aan de hand is in dat verkeer. Weggebruikers gaan anders met elkaar om dan in Nederland. Maar wat dat nu precies is? De foto geeft wel een aardige indruk van de interactie tussen voetgangers en het overige verkeer. De vrouw met de manden is gewoon de straat opgelopen en loopt in haar eigen tempo door tussen het drukke verkeer. De brommertjes houden even in, wijken wat uit of stoppen desnoods. Niemand toetert of reageert geïrriteerd, niemand lijkt überhaupt op of om te kijken; alles stroomt rustig door.

Pas in Nederland begon te dagen wat het verschil is. Hier ben je als weggebruiker vooral met jezelf bezig. Jij moet van A naar B en alles wat je in de tussentijd tegen- of ophoudt is vervelend. Iemand die zomaar de straat oploopt kan luid getoeter verwachten, een onverwachte manoeuvre met je fiets wordt direct afgestraft. Je moet hier echt ogen in je rug hebben en je precies aan de officiële regels houden, wil je overleven. En zelfs op een zebra moet je toch echt wachten tot er geen verkeer aankomt. Pas als je een eindje gevorderd bent op die zebra, kan je er min of meer van uitgaan dat autos of brommers (nou ja, sommige dan) rekening met je zullen houden.

In Vietnam is dat echt anders. Iedereen lijkt er daar meer vanuit te gaan dat je niet alleen voor jezelf verantwoordelijk bent, maar ook voor de ander. Mensen hebben nu eenmaal geen ogen in hun rug. Loopt of rijdt er iemand voor je, die je niet kan zien, dan is het jouw verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat die ander niets overkomt. Je houdt dus in, wijkt uit of stopt even. En je bent niet geïrriteerdt dat die ander zomaar de straat overloopt, je gaat ervan uit dat die ander er wel een goede reden voor zal hebben, en daar ga je dan ook met respect mee om. Het is echt heel wonderlijk, want zoiets bestaat hier bijna niet meer.

Ik probeer nu in Nederland, meestal op de fiets, en soms met een auto, ook zo te rijden. Vroeger ergerde ik me nogal eens aan mensen die zomaar overstaken, of met hun fiets opeens links- of rechsaf sloegen. Ik riep in zon sitautie (meestal in mezelf): ALLEEN OP DE WERELD? Nu let ik goed op welke kant iemand op KAN gaan, ook al klopt het niet met de verkeersregels. Ik was al niet zon woesteling in het verkeer, maar het gaat nu allemaal nog wat rustiger, galanter mag ik wel zeggen. Nooit te oud om te leren, blijkt maar weer.

3 mei 2004

Vietnam (7)
Brug over de Perfume River

Een van de mooiste steden van Vietnam is Hué, de oude keizerstad met - naast het aantrekkelijke moderne gedeelte - prachtige paleizen, tempels, en  begraafplaatsen. Toch is de ervaring die ons het sterkst is bijgebleven een avondlijke rit over een brug over de Perfume River.

Toen het net donker was geworden reden we met cyclos vanaf het hotel in het oude gedeelte van de stad naar het moderne aan de overkant van de rivier. Dat is al een belevenis op zich, door die wirwar van straten en de enorme verkeersdrukte van brommers en fietsen. De Trang Tien brug over de brede Perfume River hadden we overdag al gezien. De gids had ons verteld dat het ontwerp ervan gemaakt was door ir Eiffel, in de tijd dat de Fransen de scepter zwaaiden in Vietnam. Het is een oude brug met 6 bogen, zon beetje in de stijl van de Eiffeltoren. Hij is vrij smal en er gaan alleen brommers en fietsers overheen.

Hoe die brug er die avond uit zag was werkelijk verrassend. Hij baadde in een zee van licht in de meest schreeuwerige kleuren die je ooit gezien hebt. En terwijl we er langzaam overheen reden, veranderden die kleuren, vloeiden in elkaar over. Heel bijzonder, het gaf een vrolijke, speelse sfeer.
Later zaten we in het restaurant en konden zien dat het licht inderdaad steeds weer veranderde, maar vooral die felle onwerkelijke kleuren waren bijzonder.

Was het mooi? Nee, mooi kan je zoiets niet noemen, maar toch heel indrukwekkend. Later hoorden wat meer over die verlichting, dat het een vrij recente schenking van de Franse staat was. We denken dat die Franse kunstenaars (die zich ongetwijfeld goed hebben geöriënteerd op de Vietnamese samenleving), niet zomaar voor die kleuren en speelse manier van verlichten hebben gekozen. Het sluit precies aan bij de algemene indruk die je krijgt van alles wat momenteel gebouwd wordt. De grote gebouwen, kantoren en zo, lijken op wat we hier in het Westen ook bouwen, maar alle huizen die de mensen zelf bouwen zijn ook kleurig, op het schreeuwerige af, en in allerlei stijlen door elkaar. Je ziet het ook in de moderne kleding, niet te geloven wat een kleurencombinaties daarin mogelijk blijken. Rood naast oranje, geel, paars en groen bijvoorbeeld.
Die oude Franse brug sluit daar met zijn verlichting naadloos op aan.