Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

Archief 2004, week 17

22 april 2004

Huisvrouwenfrustratie

Al snel nadat ik getrouwd was en een baby had, leerde ik mezelf trucjes om al die verschillende werkzaamheden die we huishouden noemen het hoofd te bieden. Dat was domweg een overlevingsstrategie, want het bleek uiterst onbevredigend om uren achtereen hard te werken en daarna nog steeds in de troep te zitten. Hoe deden andere vrouwen dat? Hadden die dat ergens geleerd, of waren dat natuurtalenten?

In het begin liep ik echt als een kip zonder kop door het huis te rennen. Vuile kopjes bracht ik van de kamer naar de keuken. Daar aangekomen zag ik dat het aanrecht vuil was en een poetsbeurt kon gebruiken. Nu moest ik plassen. Op het toilet aangekomen zag ik dat de handdoek hoognodig aan vervanging toe was. In de kast bleek de stapel schone handdoeken op te zijn. Dus naar slaapkamer in een berg nog niet gevouwen wasgoed zoeken. Meteen maar door de zure appel heen bijten en die berg wegwerken. En zo ging het maar door. Doodmoe werd ik ervan en het bleef eerlijk gezegd een rommeltje.

En dan nog een baby erbij waar je op moest passen, die je moest voeden en verschonen. Na een zware aanval van huisvrouwenfrustratie besloot ik het anders aan te pakken. De kip had tenslotte wel degelijk een kop en die niet gebruiken was dom. Er moest toch iets te doen zijn tegen het deprimerende gevoel nooit klaar te zijn? Ik pakte een stuk papier en tekende een plattegrond van het huis. Ook maakte ik een lijst van alle aparte ruimten. Per ruimte schreef ik erbij wat gedaan moest worden.

Om mezelf te stimuleren begon ik met de kleinste, gemakkelijkste plek: de wc. Dat moest in een kwartier te doen zijn. Klaar. Trots zette ik op het papier een krul door die ruimte. Nu de hal. Dan de trap. Geweldig. Het werkte. Voor het middag was had ik ook de slaapkamer piekfijn in orde. Daar hoefde ik de hele week niets meer aan te doen, behalve even het bed opmaken.

En zo leerde ik het gevoel van paniek en chaos te bedwingen. Natuurlijk waren er ruimten waar ik op een bepaalde dag niet aan toe kwam, maar het hielp enorm om naar het lijstje te kijken en te zien wat ik allemaal al doorgestreept had. Zo leerde ik mezelf iets dat ik ook in alle mogelijke werkkringen bleek te kunnen gebruiken. Plannen, lijstjes maken en de kick van het doorstrepen.

Als ik in de tuin werk doe ik hetzelfde. Niet van hot naar haar rennen met hier wat blaadjes oprapen, daar wat harken, wieden en ergens anders wat zaaien. Nee, van te voren bedenken welk stuk of welk soort werk ik aanpak. Want dat is het tweede dat ik leerde: je kunt van bepaald werk een 'project' maken.

Door ziekte of iets dergelijks achter geraakt met strijken?  Een mand vol vervelende overhemden en blouses? Er elke week een paar

Eindelijk tijd voor mezelf...

strijken, schiet niet op. Zo komt er nooit een eind aan. Op het moment dat je er een project van maakt, is het anders. Je strijkt een paar dagen net zolang als je kunt opbrengen en totdat je helemaal klaar bent. En… bij een project kun je ook je partner inschakelen. Bij ons werkt dat uitstekend. Zo hebben we onlangs een strijkproject  succesvol afgerond, onze gezamenlijke werkruimte opgeknapt en de grote gereedschapskast gereorganiseerd.

21 april 2004

Gespecialiseerde thuiszorg (2)Bij een alcoholist was het zo ontzettend vies, dat ik eerst lange rubberhandschoenen aantrok en alles zo goed mogelijk schoonmaakte voordat ik op een stoel ging zitten, een kopje thee voor mezelf durfde maken of naar de wc ging. De man kon zelf ook wel een sopje gebruiken; hij rook ontzettend vies, en op zijn voorhoofd zag ik duidelijk vieze plekken en vegen. In de badkamer stond een ligbad, dat ik zojuist had schoongemaakt. "Volgens mij kunt u wel een wasbeurt gebruiken," zei ik.

De man keek me verbaasd aan. Hij ging eens per maand in bad, dus hoe kon ik dat nu zeggen. Toch nam hij mijn opmerking ter harte. Bij m'n volgende bezoek vertelde hij trots dat hij na mijn vertrek meteen in bad was gegaan. "Kijk maar," zei hij voor me uitlopend naar de badkamer en naar het bad wijzend. Daar had hij het smerige water, als bewijsmateriaal voor mij, de hele week laten staan.

Weer een andere keer kwam ik bij een sterk vervuilde jonge moeder. In een van de kamers lagen de kledingstukken en plastic zakken zon dertig centimeter hoog over de slaapkamervloer, gewassen en ongewassen, alles door elkaar. In het hele huis hing een sterke Artis lucht, afkomstig van tamme ratten en een kat. De moed zonk me in de schoenen, maar veel tijd om te piekeren kreeg ik niet. "Wil je beginnen met de kattenbak? Die staat in de badkamer. "Die heb ik al weken niet schoongemaakt, want ik ben zwanger en dan mag je hem niet zelf schoonmaken, omdat je dan toxoplasmose kunt krijgen." De stank was bijna niet

cartoon: stg Zwerfdier

te verdragen en de maden kropen in het rond. Ook dit keer had ik weer lange rubberhandschoenen nodig en een knijper voor op mijn neus en heel veel kranten en vuilniszakken om alles mee in te pakken.

Naast deze uiterst vieze werkjes heb ik ook te maken met de nodige psychische problemen van de cliënten. De een is helemaal over de rooie en dreigt met zelfmoord, zodat ik via de politie de psychiater langs moet laten komen. Iemand anders zet steeds keihard de muziek aan en probeert herhaaldelijk en uit alle macht ruzie met me te zoeken. Dan is het zaak kalm en rustig te blijven en begrip op te brengen. Want je weet dat dit gedrag niets met jou te maken heeft maar met de psychiatrische problematiek van deze mensen.

Meestal kan ik er goed tegen, al zijn er ook dagen dat ik erover denk er mee te stoppen. Maar dan gebeurt er opeens weer iets leuks of geks en dan ga ik weer enthousiast aan de slag.

19 april 2004

Vietnam (6)
Ogen in je rug?

In oktober/november 2003 waren Rob en ik drie weken in Vietnam. Zoals in eerdere bijdragen in het Vietnam-dossier beschreven, was het verkeer een van de eerste overweldigende ervaringen. Rob loopt er al een hele tijd op te broeden wat er nu zo speciaal aan was. Hij is er zon beetje uit. De onderstaande bijdrage is dan ook door hem geschreven.

Foto van Hans Dahlin uit Zweden. Meer fraais over Vietnam op zijn site (in het Engels).

Onze eerste kennismaking met dat verkeer was vanuit de veilige beschutting van een bus. Toch was het overweldigend. We reden door HCMC, Ho Chi Minh City, het voormalige Saigon, en zagen die onophoudende stroom van duizenden en duizenden brommertjes, met daartussen af en toe een auto, bus of vrachtwagen. In HCMC wonen 7 miljoen mensen met - geloof ik - 3 miljoen brommertjes en ze lijken allemaal altijd op weg te zijn naar elkaar, één krioelende massa.

Een paar uur later sta je dan met zn tweetjes aan de rand van het trottoir van een brede avenue, en je wilt... oversteken. Maar de moed vergaat je; het blijft maar rijden, niet hard, wel met een constante snelheid, vlak achter en door elkaar. De Lonely Planet gids had ons wel een hart onder de riem gestoken. Je zou je er gewoon moeten instorten en vooral doorlopen. Niet twijfelen, gewoon in hetzelfde tempo doorgaan tot de overkant. Dat deden we, onzeker en ons hart vasthoudend. En inderdaad bereikten we de overkant zonder kleerscheuren.

Na een tijdje ben je eraan gewend en ontdek je dat je eigenlijk weinig kan overkomen. Sterker nog, dat je - bij wijze van spreken - je ogen dicht kan doen en gewoon naar de overkant lopen. Ik raad het niet aan, maar we ontdekten dat er toch wel iets speciaals aan de hand is in dat verkeer. Weggebruikers gaan anders met elkaar om dan in Nederland. Maar wat dat nu precies is? De foto geeft wel een aardige indruk van de interactie tussen voetgangers en het overige verkeer. De vrouw met de manden is gewoon de straat opgelopen en loopt in haar eigen tempo door tussen het drukke verkeer. De brommertjes houden even in, wijken wat uit of stoppen desnoods. Niemand toetert of reageert geïrriteerd, niemand lijkt überhaupt op of om te kijken; alles stroomt rustig door.

Pas in Nederland begon te dagen wat het verschil is. Hier ben je als weggebruiker vooral met jezelf bezig. Jij moet van A naar B en alles wat je in de tussentijd tegen- of ophoudt is vervelend. Iemand die zomaar de straat oploopt kan luid getoeter verwachten, een onverwachte manoeuvre met je fiets wordt direct afgestraft. Je moet hier echt ogen in je rug hebben en je precies aan de officiële regels houden, wil je overleven. En zelfs op een zebra moet je toch echt wachten tot er geen verkeer aankomt. Pas als je een eindje gevorderd bent op die zebra, kan je er min of meer van uitgaan dat autos of brommers (nou ja, sommige dan) rekening met je zullen houden.

In Vietnam is dat echt anders. Iedereen lijkt er daar meer vanuit te gaan dat je niet alleen voor jezelf verantwoordelijk bent, maar ook voor de ander. Mensen hebben nu eenmaal geen ogen in hun rug. Loopt of rijdt er iemand voor je, die je niet kan zien, dan is het jouw verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat die ander niets overkomt. Je houdt dus in, wijkt uit of stopt even. En je bent niet geïrriteerdt dat die ander zomaar de straat overloopt, je gaat ervan uit dat die ander er wel een goede reden voor zal hebben, en daar ga je dan ook met respect mee om. Het is echt heel wonderlijk, want zoiets bestaat hier bijna niet meer.

Ik probeer nu in Nederland, meestal op de fiets, en soms met een auto, ook zo te rijden. Vroeger ergerde ik me nogal eens aan mensen die zomaar overstaken, of met hun fiets opeens links- of rechsaf sloegen. Ik riep in zon sitautie (meestal in mezelf): ALLEEN OP DE WERELD? Nu let ik goed op welke kant iemand op KAN gaan, ook al klopt het niet met de verkeersregels. Ik was al niet zon woesteling in het verkeer, maar het gaat nu allemaal nog wat rustiger, galanter mag ik wel zeggen. Nooit te oud om te leren, blijkt maar weer.