Hanneke
van Veen

Even voorstellen...

Meer weten over sparen?

Op basis van dit weblog verscheen een boek:
Het kan alleen maar beter worden & andere opbeurende verhalen
Via deze website te bestellen, zonder verzendkosten.
KLIK HIER

Archief 2004, week 10

4 maart 2004

Straatmeubilair

In Den Haag zijn de banken in de grote hal van Centraal Station sinds kort verdwenen. Niet leuk voor mensen die slecht ter been zijn en op iemand moeten wachten.

Op de tramperrons staan nog wel banken, maar die zijn zo onaangenaam dat het animo om erop te zitten minimaal is. Ze zijn van metaal en ijskoud aan je billen. Bovendien zijn ze zo gemaakt dat het onmogelijk is om er op te liggen, want tussen iedere zitplek is er (ongetwijfeld met opzet) een soort schot aangebracht.

In de Haagse daklozenkrant Straatnieuws van februari/maart lees ik dat twee studenten van de Hungarian University of Craft and Design in Boedapest (Barbara Szöllóssy en Zsolt Pyka) bijzonder origineel straatmeubilair hebben ontworpen. Het zijn mooie ronde stenen, waar je op kunt zitten of tegenaan hangen. In de winter worden ze dag en nacht verwarmd tot maximaal 15 graden met het water van de stadsverwarming. Een aantal van deze stenen zal geplaatst worden in het oude centrum dat momenteel opgeknapt wordt.

Een hartverwarmend idee en vooruitstrevend van het stadsbestuur van Boedapest dat ze wil plaatsen. Als je dat vergelijkt met de armzalige voorzieningen op Den Haag CS, schaam ik me nogal. Of wordt Den Haag terecht kouwe kakstad genoemd?

Digitaal bewerkte foto van Zsolt Pyka.

3 maart 2004

Vrekkenarchief (3)
SHOPPING,--

Voor een koopje (€ 6,99) bezochten Rob en ik in november 2002 de tentoonstelling 'Shopping' in de Schirn Kunsthalle in Frankfurt. Het onderwerp sprak dermate aan dat we er een lang weekend voor over hadden. Stedentrips worden aangeprezen omdat je dan zo heerlijk kunt winkelen. Daar hebben wij nu juist nooit zin in, winkelen doen we in onze eigen woonplaats ook zo min mogelijk, maar een tentoonstelling over shopping, dat is wat anders.

Uit een aankondiging op internet begrijpen we dat het om iets bijzonders gaat: een min of meer kritische tentoonstelling over de relatie van kunst met het verschijnsel shopping in de afgelopen honderd jaar. Met bijdragen van meer dan zeventig kunstenaars waaronder Andy Warhol, Christo en Joseph Beuys. Ook zou er een nagebouwde supermarkt en apotheek als kunstuiting te zien zijn. Dat maakte ons nieuwsgierig.

Op weg dus met een snelle trein en een paar dikke bibliotheekboeken. Toen die begonnen te vervelen bladerden we in een brochure van de Duitse Bahnshop. Over shopping gesproken... voor € 35,50 koop je al een horloge waar elk uur een piepklein treintje over de wijzerplaat rijdt, desgewenst met 'Zuggeräusch'. Ook handig voor op reis is de koffer met een modelspoorbaan erin voor maar 775 euro. "Jetzt haben Sie auch unterwegs ihre Eisenbahn dabei." We kregen er dorst van en bestelden twee bekertjes thee. Die smaakte naar koffie en kostte € 5,10. Zo kom je in de stemming.

De tentoonstelling zelf viel een beetje tegen. Vooral omdat we er sneller doorheen waren dan verwacht. Toch hebben we ons geamuseerd en soms schoten we spontaan in de lach. Dat gebeurde bij een geheel vergulde langzaam ronddraaiende winkelwagen (het moderne gouden kalf) en een ander exemplaar van ruim twee meter lengte voor de hebzuchtigen onder ons. Er werden meer spiegels voorgehouden. Kreten aan de muur met 'I shop therefore I am' en 'Même la vérite est à vendre.' Maar ook fotos van arme mensen in kamertjes met reclamefolders als behang. Daarop artikelen afgebeeld die ze zelf nooit van hun leven kunnen kopen.

De tentoongestelde supermarkt deed heel onwerkelijk aan. Alles keurig netjes, met een overvloed aan kant-en-klaar maaltijden, blikken, flessen, maar ook verse etenswaren zoals fruit en groenten. Geen personeel en… er viel niets te kopen. Aan de muur een reclameposter van een dame die een glas wijn naar de lippen brengt: 'Ik drink op de gezondheid van mijn portemonnee.' Het publiek schuifelde wat ongemakkelijk door de winkel. Ergens anders van Joseph Beuys een voorloper van de supermarkt uit de vijftiger jaren in de DDR. Lelijke bijna lege metalen stellingen met enkele stoffige zakjes en doosjes met ondefinieerbare levensmiddelen. Midden ervoor een enorm blok stinkend vet. Je kunt uiteindelijk ook je vieze onopgemaakte bed met drankflessen eromheen en sigarettenpeuken op de vloer als kunst in gerenommeerde musea tentoongesteld krijgen, dus waarom dit niet.

Echt mooi vonden we de zwart/wit fotos van oude winkelfaçades, etalages,  etalagepoppen en markten. En een enorm doek uit 1964 van Erró, getiteld Foodscape. Een landschap van voedsel, vooraan beginnend met grote borden met fruit, taarten, gevogelte, overgaand in verpakt voedsel, blikken en dozen van vroeger en aan de horizon hetzelfde ingeblikte spul van recenter datum. Ook van Andreas Gursky twee kolossale afbeeldingen van '99 cent shops', van bovenaf gefotografeerd. Zeer indrukwekkend.

De zaal waar we het langst bleven was er een met een soort winkel; volgehangen en gezet met grappige of ronduit idiote dingen, die soms bewogen, lawaai of muziek maakten. Onder andere een wasrek met daaraan allemaal kunstgebitten en de oproep: "shake to hear the fear of man". Bewegend pluche kinderspeelgoed, maar dan ontdaan van hun fluwelige buitenkant, zodat alleen het geraamte te zien is. Heel erg griezelig. En een touw hangend van de zolder met daaraan ongeveer twintig rottende en uitlopende aardappels. Een ronduit absurde Winkel van Sinkel.

Een indruk van deze tentoonstelling is te krijgen via:
http://www.frankfurtlounge.de/highlightsShopping.htm

29 februari 2004

Op het randje

We hadden jaren gespaard voor een reis van vijf weken door het Westen van Amerika. Een van de hoogte- en tegelijk dieptepunten van die prachtvakantie (1990) was een afdaling in de Grand Canyon

De Grand Canyon is een enorme kloof in de aardbodem van zo'n twee kilometer diep. Dat levert een fantastisch schouwspel op van grillige rood en bruin gekleurde bergen met beneden de Colorado rivier. Als geoefende wandelaars wilden we in één dag afdalen naar de rivier, daar in het enige hotel dineren en overnachten en de volgende dag weer naar boven klimmen. Dat ging dus niet. Het hotel was meer dan een jaar van tevoren al volgeboekt. Rob bedacht een alternatief. 'We dalen af tot halverwege de canyon. Daar nemen

Grand Canyon, zicht op de North Face

we een pad dat ongeveer op dezelfde hoogte blijft. Na een aantal kilometers kruisen we dan een pad dat weer naar boven gaat.

Eerst stribbelde ik tegen, het ging om een onherbergzaam oord. En we zouden minstens tien liter water moeten meesjouwen. Halverwege de canyon heerst een woestijnklimaat en er zijn slangen, giftige spinnen en andere minder gezellige dieren. Thuis lees ik graag spannende reisverhalen, maar nu ik zelf zo'n gebied zou betreden, was ik minder enthousiast. 'Het is echt niet gevaarlijk, voor de avond zijn we terug in ons hotel,' wist Rob me uiteindelijk te overtuigen.
's Ochtends vertrokken we, bepakt met voldoende water, eten, zonnebrillen, extra kleding, kaart en kompas. In het begin zagen we nog wel toeristen, maar al snel werd het stiller om ons heen. Het pad kronkelde steil naar beneden en het uitzicht was indrukwekkend. De kleuren en bijzondere vormen van de bergen en rotspartijen waren prachtig. We stopten geregeld om van al dat moois te genieten, de stank van muilezels (waarop sommige toeristen zich lieten vervoeren), het opwaaiende stof en de stijgende temperatuur voor lief nemend.

Halverwege aangekomen, bij Indian Gardens namen we de afslag naar het horizontale pad, de Tonto Trail, door het gedeelte waar een woestijnklimaat heerst en een hete droge föhn waait. Al snel hoorden we ratelslangen tussen de lage droge struiken en rotsblokken. We waren inmiddels behoorlijk bezweet en onze gezichten zaten onder het stof. Om niet levend te verbranden trokken we alles wat we aan kleding bij ons hadden aan. Twee T-shirts als een soort tropenhelm. We kwamen na een half uur een vrouw tegen die dezelfde tocht maakte, maar dan in tegenovergestelde richting.

Of het nu door vermoeidheid kwam of de hitte, we weten het niet, maar we verdwaalden. Steeds weer dacht Rob de afslag naar boven achter de volgende rots te vinden, maar dan werd het weer de volgende rots enzovoort. Het was al vijf uur in de middag en de watervoorraad was geslonken tot ongeveer een liter. We waren doodmoe. Ik was er het slechtst aan toe en voelde me lamlendigheid en apathisch. Het liefst was ik in de schaduw van een grote kei gaan liggen om niet meer op te staan. Angst voelde ik niet, het kon me eigenlijk allemaal niets meer schelen. Dat ik in Europa nog familie en kinderen had raakte me op de een of andere manier niet echt, het leek allemaal erg onwerkelijk en ver weg. Symptomen van wat later een flinke heat exhaustion bleek te zijn.

De ernst van de situatie drong zo langzamerhand ook tot Rob door. We stopten en de kaart werd nog eens grondig bestudeerd. Door uiteindelijk de vormen van de rotsen te vergelijken met die op de kaart, ontdekte hij dat we maar liefst vijf kilometer te ver waren doorgelopen. We besloten om niet meer naar het pad omhoog te zoeken, maar dezelfde weg terug te lopen, of tenminste tot de plek waar we een heel klein stroompje water hadden gepasseerd. Waarschijnlijk was het drinken van dat water gevaarlijk, maar liever een infectie of darmkrampen, dan vergaan van de dorst. Eerder hadden we in een reisgids gelezen dat er jaarlijks een aantal doden uit de canyon moeten worden opgetakeld. Er verdwaalden blijkbaar meer mensen. Een absurd idee, want als je omhoog keek, dan zag je over de rand van de canyon mensen lopen en uitkijken, ongetwijfeld voorzien van grote bekers cola, ijsjes en zakken chips.

Na weer anderhalf uur lopen, ik was nu echt ziek en koortsig, hoorden we plotseling stemmen. Mensen! Vlak bij de plek waar we het water hadden gezien troffen we een vader met twee dochters die hun kamp maakten, geroutineerde canyon kampeerders. Het eerste wat ik zag waren hun plastic containers vol water. De man vroeg of we water nodig hadden. Antwoorden lukte nauwelijks. Niet van emotie, maar omdat mijn mond en keel uitgedroogd waren. Dankbaar nam ik een zon container met ongeveer twee liter water in ontvangst. Later hoorde ik van een Vietnamveteraan dat je in dit soort hitte altijd op een kiezelsteentje moet sabbelen, alsof het een snoepje is. Dan drogen je mond en keel niet zo snel uit. In onze toestand was doorlopen absoluut niet verantwoord. We moesten op deze plek overnachten.

Die nacht zal ik nooit vergeten. We lagen op de keiharde grond en probeerden te slapen. We verwachtten een koude nacht, maar het bleef tot onze verbazing bloed en bloedheet. Omdat ik over mijn hele lijf gloeide maakten we alles wat we aan kledingstukken bij ons hadden nat in het modderige watertje en ik bedekte daar mijn lichaam mee. Ik was klaarwakker en voelde me onder die heldere sterrenhemel in de overweldigende natuur ontzettend nietig. Een diep respect voor de indianen die ooit in dit gebied hadden geleefd overviel me. En dankbaarheid dat ik dit, ondanks alles meemaakte.

Rob had een rugzakje met wat resten hard geworden brood onder zijn hoofd gelegd als kussen. Later hoorden we dat je dat nu juist niet moet doen in verband met allerlei dieren die op de reuk afkomen en je kunnen aanvallen. Je kunt je eten beter wat verder van je slaapplek in een boom hangen. De volgende ochtend vroeg maakten we bij vertrek weer een fout door onze schoenen aan te trekken zonder ze te controleren op de gevaarlijke black widow spiders. Die schijnen daar bij voorkeur in te kruipen.

De reis naar boven heb ik puur op wilskracht volbracht. Ik voelde me koortsig, uitgeput en ziek. Rob was er stukken beter aan toe. Halverwege bij de Indian Gardens kregen we van een hardloper die daar aan het trainen was en ons in een vrij deplorabele toestand aantrof een deel van zijn dagproviand. Sinaasappels en chocoladekoekjes. Ik zal het nooit vergeten en kon de man wel zoenen, zo aardig vond ik wat hij deed. We zagen er inderdaad niet uit. Lappen op ons hoofd tegen de zon. Onze gezichten getekend door uitputting, zweet, vuil en stof.

Boven aangekomen bracht Rob me naar de hotelkamer. Bij de receptie van het hotel vertelde hij van ons avontuur en vroeg of we nog een extra nacht konden bijboeken vanwege mijn gezondheidstoestand. Andere toeristen voor hem werden ondanks bidden en smeken weggestuurd; vol is vol was het antwoord.
Voor ons werd echter direct een uitzondering gemaakt. Speciaal voor noodgevallen waren er altijd extra kamers beschikbaar. Die nacht sliep ik goed. Al had ik nog

dagen lang last van mijn keel en kon ik niet rustig slapen als er geen grote glazen water op het nachtkastje stonden.

De volgende dag keken we nog eens goed naar beneden. Staand aan de rand van de canyon, temidden van al die honderden toeristen. Het bleef onbegrijpelijk dat je daar beneden, tamelijk dicht bij de bewoonde wereld misschien had kunnen doodgaan, en dat al die mensen daar vlak boven je er niets van zouden hebben gemerkt.
Met een beetje minder geluk had men ons dan naar boven moeten halen. Waarschijnlijk met een helikopter en liggend op zon metalen draagbaar, die we op de terugweg, tijdens onze klim naar boven aan de kant van de paden op verschillende plekken opgesteld zagen staan.